levenseenheid en het dagelijks leven 7
Eigenlijk allemaal teveel om op te noemen. Er is bovendien de karmische wet in vervat dat wij gebonden blijven aan de gevolgen van onze daden, gedachten en wils-impulsen en slechts daarvan bevrijd kunnen worden als wij ophouden anderen op een of andere manier schade te berokkenen wat slechts mogelijk is, als wij de alverlossende liefde Gods gevonden hebben.
De consequentie van dit korte maar uiterst praktische 'gebod' is dezelfde als van het boekje 'Licht op het Pad' van Mabel Collins: 'voordat de ogen kunnen zien moeten ze niet meer in staat zijn tranen te storten'. Want alleen als wij nog niet genoeg zien zal onze verblindheid tot handelingen en oordelen verleiden, die ons steeds weer tranen doen oogsten. En voordat de oren kunnen horen moeten ze hun gevoeligheid verloren hebben. Deze onvatbaarheid voor tranen en gevoeligheden wat ons gehoor betreft is dan pas opgeheven als wij zelf niet meer kwetsen kunnen of krenken hetzij naar ons woord of naar ons gedrag. Immers een mens is beschermd door zijn eigen gezindheid. Die gezindheid zal blijken uit een positieve en moedige kracht.
Maar door de aanvankelijk zuivere instelling zonder enige bijbedoeling dienen wij vooral het loutere zelf in ons. Want voor het zelf dat van de grootste kracht is en zich uit de geestesvonk ontwikkelt bestaat geen gehechtheid, dus ook geen enkele angst. Want dit Zelf is onze eigenlijke naaste, er is niemand die ons meer na is dan het Zelf. Hij is onze vriend en toeverlaat. Hij is steeds zichzelf en daardoor uiterst betrouwbaar.
Er is veel in de mens dat nog niet aan het Zelf beantwoordt en dat zich dus als een vijand tegen hem gedraagt. Dit is niet alleen in de buitenwereld zo, maar ook in de mens die deze weg bewandelen wil. Want wie wil zich consequent stellen onder die wet van het zelf? Alleen hij die weet hoe hij tegenover de mensen wil zijn, dat is de wereld, in een uitermate praktisch voorschrift voor het dagelijkse leven. Want als het zelf alle gehechtheid heeft opgegeven, dan hebben wij ook alle gehechtheid tegenover de mensen opgegeven.
Het betekent dat het u niet meer ontroert hoe zij ook tegen u zijn, dwz niemand kan u werkelijk schaden omdat ge geen gehechtheid meer hebt aan iets wat hen betreft. Indien ge wilt dat de mensen u niet overheersen, wil dan zelf ook in geen geval in u zelf overheerst worden. Het voorschrift waaraan wet en profeten hangt betreft het begaan van de weg tot de juiste instelling die niet uit een intellectuele opvatting voortkomt maar uit een wijze van zijn en doen in het dagelijks leven. Het voorschrift eist bezinning, een in zichzelf gekeerd zijn, een doorzien van onze eigen bedoelingen en wensen en drijfveren.
Het zegt hoe wij zelf aan het stuur moeten zitten van het eigen organisme, ook als dit organisme ons brein is. Dat wij in hitte en koude dezelfde zijn, in smart en genot, in eer of schande, wat er ook over ons komt. Het komt er nl niet op aan hoe de mensen tegen ons zijn. Dat is niet bepalend voor onze blijvende instelling en geesteshouding. Het gaat om een innerlijke gelijkmoedigheid, die steeds dezelfde is of wij temidden van vrienden of vijanden verkeren, of men liefheeft of haat. Wij leren onze eigen weg kennen tot ons ware vaderland en dat kan een ieder die van goeden wille is.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
De consequentie van dit korte maar uiterst praktische 'gebod' is dezelfde als van het boekje 'Licht op het Pad' van Mabel Collins: 'voordat de ogen kunnen zien moeten ze niet meer in staat zijn tranen te storten'. Want alleen als wij nog niet genoeg zien zal onze verblindheid tot handelingen en oordelen verleiden, die ons steeds weer tranen doen oogsten. En voordat de oren kunnen horen moeten ze hun gevoeligheid verloren hebben. Deze onvatbaarheid voor tranen en gevoeligheden wat ons gehoor betreft is dan pas opgeheven als wij zelf niet meer kwetsen kunnen of krenken hetzij naar ons woord of naar ons gedrag. Immers een mens is beschermd door zijn eigen gezindheid. Die gezindheid zal blijken uit een positieve en moedige kracht.
Maar door de aanvankelijk zuivere instelling zonder enige bijbedoeling dienen wij vooral het loutere zelf in ons. Want voor het zelf dat van de grootste kracht is en zich uit de geestesvonk ontwikkelt bestaat geen gehechtheid, dus ook geen enkele angst. Want dit Zelf is onze eigenlijke naaste, er is niemand die ons meer na is dan het Zelf. Hij is onze vriend en toeverlaat. Hij is steeds zichzelf en daardoor uiterst betrouwbaar.
Er is veel in de mens dat nog niet aan het Zelf beantwoordt en dat zich dus als een vijand tegen hem gedraagt. Dit is niet alleen in de buitenwereld zo, maar ook in de mens die deze weg bewandelen wil. Want wie wil zich consequent stellen onder die wet van het zelf? Alleen hij die weet hoe hij tegenover de mensen wil zijn, dat is de wereld, in een uitermate praktisch voorschrift voor het dagelijkse leven. Want als het zelf alle gehechtheid heeft opgegeven, dan hebben wij ook alle gehechtheid tegenover de mensen opgegeven.
Het betekent dat het u niet meer ontroert hoe zij ook tegen u zijn, dwz niemand kan u werkelijk schaden omdat ge geen gehechtheid meer hebt aan iets wat hen betreft. Indien ge wilt dat de mensen u niet overheersen, wil dan zelf ook in geen geval in u zelf overheerst worden. Het voorschrift waaraan wet en profeten hangt betreft het begaan van de weg tot de juiste instelling die niet uit een intellectuele opvatting voortkomt maar uit een wijze van zijn en doen in het dagelijks leven. Het voorschrift eist bezinning, een in zichzelf gekeerd zijn, een doorzien van onze eigen bedoelingen en wensen en drijfveren.
Het zegt hoe wij zelf aan het stuur moeten zitten van het eigen organisme, ook als dit organisme ons brein is. Dat wij in hitte en koude dezelfde zijn, in smart en genot, in eer of schande, wat er ook over ons komt. Het komt er nl niet op aan hoe de mensen tegen ons zijn. Dat is niet bepalend voor onze blijvende instelling en geesteshouding. Het gaat om een innerlijke gelijkmoedigheid, die steeds dezelfde is of wij temidden van vrienden of vijanden verkeren, of men liefheeft of haat. Wij leren onze eigen weg kennen tot ons ware vaderland en dat kan een ieder die van goeden wille is.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties