de Bergrede afsluiting

Het helpt ook niet of wij van die levensvragen een theologie maken of een andere gie of fie. Het gaat immers niet om de macht van het denken, die ons kan geruststellen met conclusies en drogredenen. Want die accepteert een mensenkind graag als hij gemakzuchtig is geworden door vermoeidheid of uitputting. Dan laat hij zich toedekken met de wollige deken van een denkzekerheid, die hem verder een rustige slaap bezorgt.
Maar wat heeft dat te maken met de honger van zijn ziel, zijn onuitputtelijke dorst naar liefde, zijn mateloze moed als het betreft verenigd te kunnen worden met het licht zijner afkomst, een moed die zich door niets laat weerhouden, noch bedreigen en die geen enkel uiterlijk gezag of vertoon hem verschaffen kan. Als ons verstandsleven, dat alles tot begrip wil verstarren, ons werkelijk kon helpen, dan lag immers voor de hele wereld de verlossende waarheid voor het grijpen.

Laten wij tot de Bergrede terugkeren, waarin sprake is van een eeuwig vernieuwende en onsterfelijke kracht. Van een wereld die als een stad is op de berg die straalt in het licht. Leer het licht zien dat tussen de regels door u tegemoet schijnt en dat het verstand het zwijgen oplegt en zijn verwerping, zijn protest, zijn eeuwige kritiek en tegenspraak teniet doet, in ieder geval laat zwijgen.
Want in ons mensen is iets van de grootste nuchterheid, zonder enige vermenging, zonder enig vooroordeel. Waarom heeft men er toch een geloofszaak van gemaakt? Waarom een beroep? Want als men ons een geloof levert, dan hebben wij het recht om eraan te twijfelen. Het gaat er immers niet om of ons iets wordt opgedrongen? Of wij overweldigd worden door een overtuiging van wie ook? Of dat een hel is of een hemel. Of dat wij geïmponeerd zijn of dat op ons minderwaardigheidsgevoel gespeculeerd wordt. Zo in de zin van: wij zullen hem wel klein krijgen.

Er is niets klein te krijgen. Er is iets in de mens, dat niet zijn lichaam is. Het is nooit klein te krijgen, het kan niet gespleten worden, noch beschadigd. Het is zijn geest en zijn geestkracht. Het is zijn wil, en zijn eigen oog. Het oog dat verlicht kan worden en als dat brandt, wordt zijn gehele lichaam verlicht. Dat is geen geloof. Het is een erkenning en een herkenning. Het is een aanleg in ieder mensenkind, zoals een ieder op zijn eigen benen kan staan. Het is helemaal niet vaag, zoetelijk, vervelend of om misselijk van te worden. Het is niet iets dat afkeer verwekt of weerzin. Verwekt het kiemen in de natuur soms walging? Het beginnend leven, een kinderlach? Bloesem-vernieuwing en stromende vreugde?
Laten wij toch eindelijk meester worden over ons eigen verstand en het geen rechten geven waaraan het onmogelijk kan voldoen. Het plukken van de boom der kennis van goed en kwaad is het gevolg van een slaap die over ons kwam.

Welke taal moeten wij kiezen om dat te begrijpen? Hoe kunnen wij wakker worden uit onze angstige dromen en onze dodelijke slaperigheid? Iets dat wij met ons denken opgebouwd hebben , wel, een ander komt en breekt het weer af.
Wij willen geen denkbeeld aanbidden, geen enkel ander. Het is geen redenering en ook geen logica. De mens heeft een afkomst die hij nooit als vorm zal kunnen begrijpen, omdat die afkomst geen vorm heeft. Hij maakt alles tot beeltenis om er zich meester van te maken. Daarom maakt hij van God een ander en stuurt zijn denken eropuit Hem te vangen. Hoe vaak zou de mens beleefd hebben dat het ene bereikte doel weer door een volgend wordt vernietigd? Wat wil hij toch altijd weer in de wereld oprichten? Banken en nog eens banken. Hotels en torens van Babel? Natuurlijk hebben zij de vrijheid dat alles te doen.
Maar zullen wij niet ophouden ons zelf met al dat 'bereiken willen' te betoveren en eindelijk beleven en gevoelen en ervan doordrongen worden dat er iets innig eenvoudigs is en door en door menselijks, de kroon die voor ieder is weggelegd? En het enige wat de mens vrijmaakt: hebt uwe vijanden lief: zegent hen die u vervloeken; doet wel degenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen.
Dat is de liefde uit Gods eenheid die onverdeelbaar is. Waarvoor geen ander meer is omdat alle mensen er hun wortels in hebben. In die godseenheid kan de mens zich bewust worden, uit de dromen van geweld, uit de nachten van angst, uit de donkere visioenen der verschrikking. Want het oog tot het onuitblusbare licht is ontwaakt.


Barend van der Meer

De uitgesproken woorden

Reacties

Walter zei…
Soms word ik even zwaar op de proef gesteld, en toch..toch werk ik er steeds weer aan om naar dat laatste stukje terug te keren.Het is idd. de weg voor bevrijding.
"En het enige wat de mens vrijmaakt:"......
En verder gewoon weer een alledaagse vriendelijk groet voor Kagib, himself! ;-)

Populaire posts van deze blog

HET PAD

eigenwilligheid en de Wil

MYSTIEKE WEDERGEBOORTE