brieven A 2
Je bent alles en je bent niets. Je bent jezelf en je bent helemaal niet. Je kunt er nu eenmaal goed tegen niets te zijn (dat alles is). Het is heel vredig en tegelijk vol lachen. Niet luidkeels. Nu ben je beslist niet luidkeels. Je bent oer-stil en neemt in die stilte zuiver waar in je en om je, in de wereld in je en buiten je. Eigenlijk weet je in die toestand niet meer goed wat in je en wat buiten je is. Het is alles één. Ik is één en er is niets anders dan ik. Je noemt dat nu maar ik. Het is niet te begrijpen en daarom denk je je er niet op stuk. Het is een belevenis, het is het leven, je bent het leven in alles wat je opneemt en dat is zoveel, zo oneindig veel, maar in het neerschrijven willen, wordt het tot niets.
Is het ook niet zo met sommige waterdieren die zolang ze onder de oppervlakte ronddrijven prachtig en schoon zijn. Maar zodra ze buiten het water worden gevangen, op het droge verworden tot een vormeloze massa waar alle subtiele expressie uit is verdwenen.
Toen ik gistermiddag deze kamer binnenging, mijn slaap-schrijf en waakkamer, kwam mij geheel onverwachts iets onbeschrijflijk stralends, doordringends en lichts tegemoet. Van louter verwondering moest ik gaan zitten en het onzichtbare licht vloeide om mij heen en door mij zodat ik zeggen moest: ik zie je niet, ik kan je niet zien, maar ben je die en die. Ja, zei het licht binnen in mij op een zeer heldere en blijde toon, een klank in mij: ja, ik ben die en die. En sprak verder: ik ben er altijd wel, maar je merkt het nooit. Ik kan veel beter bij je komen, vooral hier en nu.
Het besef van deze aanwezigheid was van zodanige aard dat je moest zeggen: wanneer zal ik je kunnen zien. Waarom zie ik je nog niet, maar gevoel je alleen maar. Je vreugde doet me bijna breken. Maar die en die zei: je breekt nooit en nimmer. Je bent werkelijk Ik en Ik is één, hoe kan je dan breken. Alles leeft in Ik dat je bent. Je bent immers alles?
Je ondervond en besefte op een niet te omschrijven wijze dat in het bewustzijn alles is en tegelijk als in één wereld bijeen gehouden wordt. Alle gescheidenheden van afzonderlijke dingen die je zou kunnen verenkelen in je denken, heffen zich op in de eenheid van het ontwakende bewustzijn. Zoals kookbelletjes die in het water naar de oppervlakte borrelen en daar dan in hun begrensdheid uiteen spatten.
Zo verrijzen ontelbaar vele droomgestalten in het ontwaken en dit onzegbaar vele wordt één in het bewustzijn. Het is een bevestiging dat het ik het bewustzijn is van het vele dat in al het onderscheidene tot rust en overgave komt. Ik is alles is één. Dit is ervaarbaar, maar niet in een roes, noch in een tijdelijke erkenning, maar in een onvernietigbare zekerheid die niet door het denkvermogen behoeft te worden bevestigd, maar waaraan het denken ondergeschikt is. Daarom beweegt zich Ik overal.
Alles en alles beweegt zich en voltrekt zich in het Ik en het is een verlossing voor ieder mensenkind, dat dikwijls zeer lijdt en zich verloren gevoelt, dit te ontdekken en te erkennen. Maar harde onverschilligheid en afgewendheid door verbittering uit verscheurdheid kunnen en willen het niet erkennen. In het ene Ik ontmoeten alles en allen elkaar. Alle mensheid is betrokken op het ene Ik.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Is het ook niet zo met sommige waterdieren die zolang ze onder de oppervlakte ronddrijven prachtig en schoon zijn. Maar zodra ze buiten het water worden gevangen, op het droge verworden tot een vormeloze massa waar alle subtiele expressie uit is verdwenen.
Toen ik gistermiddag deze kamer binnenging, mijn slaap-schrijf en waakkamer, kwam mij geheel onverwachts iets onbeschrijflijk stralends, doordringends en lichts tegemoet. Van louter verwondering moest ik gaan zitten en het onzichtbare licht vloeide om mij heen en door mij zodat ik zeggen moest: ik zie je niet, ik kan je niet zien, maar ben je die en die. Ja, zei het licht binnen in mij op een zeer heldere en blijde toon, een klank in mij: ja, ik ben die en die. En sprak verder: ik ben er altijd wel, maar je merkt het nooit. Ik kan veel beter bij je komen, vooral hier en nu.
Het besef van deze aanwezigheid was van zodanige aard dat je moest zeggen: wanneer zal ik je kunnen zien. Waarom zie ik je nog niet, maar gevoel je alleen maar. Je vreugde doet me bijna breken. Maar die en die zei: je breekt nooit en nimmer. Je bent werkelijk Ik en Ik is één, hoe kan je dan breken. Alles leeft in Ik dat je bent. Je bent immers alles?
Je ondervond en besefte op een niet te omschrijven wijze dat in het bewustzijn alles is en tegelijk als in één wereld bijeen gehouden wordt. Alle gescheidenheden van afzonderlijke dingen die je zou kunnen verenkelen in je denken, heffen zich op in de eenheid van het ontwakende bewustzijn. Zoals kookbelletjes die in het water naar de oppervlakte borrelen en daar dan in hun begrensdheid uiteen spatten.
Zo verrijzen ontelbaar vele droomgestalten in het ontwaken en dit onzegbaar vele wordt één in het bewustzijn. Het is een bevestiging dat het ik het bewustzijn is van het vele dat in al het onderscheidene tot rust en overgave komt. Ik is alles is één. Dit is ervaarbaar, maar niet in een roes, noch in een tijdelijke erkenning, maar in een onvernietigbare zekerheid die niet door het denkvermogen behoeft te worden bevestigd, maar waaraan het denken ondergeschikt is. Daarom beweegt zich Ik overal.
Alles en alles beweegt zich en voltrekt zich in het Ik en het is een verlossing voor ieder mensenkind, dat dikwijls zeer lijdt en zich verloren gevoelt, dit te ontdekken en te erkennen. Maar harde onverschilligheid en afgewendheid door verbittering uit verscheurdheid kunnen en willen het niet erkennen. In het ene Ik ontmoeten alles en allen elkaar. Alle mensheid is betrokken op het ene Ik.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties