de verschijning uit roman de Golem

"Waarom biedt hij me toch zo hardnekkig die korrels aan?" vloeide een gedachte op me toe, ebde weg en kwam terug. Ebde weg. Kwam terug. Langzaam werd me tenslotte duidelijk, dat een merkwaardig wezen voor me stond - misschien al zolang ik hier zat, gestaan had en de hand naar me uitstrekte: Een grijs breedgeschouderd schepsel, ter grootte van een gedrongen mens, op een spiraalvormig gedraaide knoestige stok van wit hout geleund. Waar het hoofd had moeten zitten, kon ik slechts een nevelkluwen van vale mist onderscheiden. een muffe lucht van sandelhout en natte molm ging van de verschijning uit. Een gevoel van volslagen weerloosheid beroofde mij bijna van mijn bezinning.

Wat ik heel die lange tijd aan zenuwslopende kwellingen had doorgemaakt, balde zich nu tot doodsschrik samen en had in dit wezen vorm gekregen. Mijn instinct tot zelfbehoud zei me dat ik waanzinnig van ontzetting en vrees zou worden, als ik het gelaat van het fantoom te zien zou krijgen - waarschuwde me ervoor, schreeuwde het me in de oren - en toch werd ik er magnetisch door aangetrokken, zodat ik mijn blik niet van het vale nevelkluwen kon afhouden en ogen, neus en mond erin zocht te onderscheiden. Maar hoezeer ik me ook inspande: de nevel bleef onbeweeglijk. Wel slaagde ik erin, allerlei soorten hoofden op de romp te zetten, maar iedere keer wist ik, dat ze slechts uit mijn fantasie voortkwamen. Zij vervloeiden ook steeds - bijna in dezelfde seconde, waarin ik ze geschapen had.

Gustav Meyrink

Reacties

Populaire posts van deze blog

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS

BEET VAN BEWUSTZIJN