de keuze uit roman de Golem

Dan loste de duisternis mijn kamer op in een oneindig lege ruimte, in welks midden ik me op mijn leunstoel gezeten wist, voor mij weer de grauwe schim met de arm uitgestrekt. En toen ik de ogen opsloeg, stonden in twee elkaar snijdende kringen die een acht vormden, vreemde wezens om ons heen. Die van de ene kring gehuld in gewaden met violette glans, die van de andere in roodachtig zwart. Mensen van een vreemd ras, van lange, onnatuurlijk tengere bouw, het gezicht verborgen achter glanzende doeken.

Het bonzen van het hart in mijn borst zei me, dat het tijdstip van de beslissing was aangebroken. Mijn vingers strekten zich naar de korrels - en toen zag ik, dat een siddering door de gestalten van de roodachtige kring voer. Moest ik de korrels afwijzen? Dan beving de siddering de blauwachtige kring - ik keek de man zonder hoofd scherp aan; daar stond hij - in dezelfde houding: onbeweeglijk als tevoren. Zelfs zijn ademen was opgehouden. Ik hief mijn arm op, wist nog steeds niet, wat ik moest doen, en - sloeg op de uitgestrekte hand van het fantoom, zodat de korrels over de grond rolden. Een moment, zo kort als een overspringende vonk, ontgleed me het bewustzijn, en meende ik in eindeloze diepten te storten - dan stond ik vast op mijn benen.

Het grauwe schepsel was verdwenen. Ook de wezens van de roodachtige kring. De blauwachtige gestalten daarentegen hadden een cirkel om mij gevormd, zij droegen een inscriptie van gouden hiërogliefen op de borst en hielden zwijgend - het leek op een eedaflegging - tussen wijsvinger en duim de rode korrels in de hoogte, die ik het fantoom zonder hoofd uit de hand had geslagen.


Gustav Meyrink

Reacties

Populaire posts van deze blog

HET PAD

eigenwilligheid en de Wil

MYSTIEKE WEDERGEBOORTE