doel van de verzonkenheid

Niet dit of dat is haar onderwerp en doel, zij is gericht op een absoluut niets. Want zij richt zich op de hoogste staat waarin God geheel naar Zijn wil in ons kan beschikken.
Thans kan God niet in alle harten geheel en al naar Zijn wil werken. Want al is Hij ook almachtig, toch kan Hij alleen werken in zover Hij bereidheid aantreft of schept. In een hart waar nog plaats is voor allerlei dingen, daar bevindt zich al gauw iets dat God in Zijn werk belemmert. Wil het hart ten volle bereid zijn, dan moet het geheel en al in het absolute niets verzonken zijn - en daarin ligt tegelijkertijd het hoogste kunnen dat er bestaat.
Nemen wij hiervoor een gelijkenis uit het gewone leven:
Wil ik op een wit bord schrijven, danmag daarop reeds nog  zoiets moois geschreven zijn, het maakt mij toch in de war. Wil ik iets schrijven, dan moet ik dus eerst uitwissen wat er al op staat; en nooit is een bord beter geschikt om te beschrijven, dan wanneer er niets op staat.

Wil God op volmaakte wijze in mijn hart schrijven, dan moeten de beelden van alle andere zaken in mijn hart uitgewist zijn. Zoals dat bij het waarlijk verzonken en van het aardse afgekeerde hart het geval is. Daarin kan God Zijn hoge wil volmaakt uitvoeren. En daarom mag dus niets uiterlijks het onderwerp van onze contemplatie zijn.
Of degenen die altijd op 'stemming' en grote 'belevenissen' uit zijn en alleen deze aangename zijden willen kennen, het zich bewust zijn of niet: het is alles eigenwilligheid en anders niet! Ge dient u geheel en al aan God over te geven, en bekommer u er niet om, wat Hij met Zijn bezit zal gaan doen.
De ware verzonkenheid is als het ware een ontvallen in de grond van de ziel als de Godheid en daarmede in het hart van het Al of het Koninkrijk Gods. Het is een afdalen in een wereld die werkelijker is dan die der zinnen. En in ons rijst een vurig verlangen één te worden met deze hogere werkelijkheid.

Ik zeg u bij Gods eeuwige Waarheid, dat God zich in iedere mens die zich gans in Hem verzonken en te gronde gelaten heeft, naar Zijn volle vermogen en zonder enige terughoudendheid móét uitstorten: zo gans en volstrekt dat Hij in Zijn leven, Zijn wezen, Zijn natuur, ja in Zijn ganse Godheid niets voor Zichzelf houdt - alles moet Hij vruchtvoortbrengend uitstorten in die mens die zich geheel aan God heeft gegeven.

Meester Eckhart

Reacties

Populaire posts van deze blog

HET PAD

eigenwilligheid en de Wil

MYSTIEKE WEDERGEBOORTE