26-8-61 sfeerbeschrijving
Het was een mooie morgen geweest, vol zonneschijn en schaduwen; de tuin van het vlakbij gelegen hotel was vol kleuren, had alle kleuren; ze waren zo helder en het gras was zo groen, dat ze de ogen en het hart pijn deden. De verre bergen glinsterden fris en tintelend, gewassen door de morgendauw.
Het was een betoverende morgen en overal was schoonheid; op de smalle brug, op de rivier, op een pad in het bos, waar het zonlicht met de bladeren speelde; ze trilden en hun schaduwen bewogen; het waren gewone planten, maar bij hun frisse groen verbleekten alle bomen die naar de blauwe hemel oprezen. Je kon niet anders doen dan je verwonderen over al die pracht, over de overdaad, over die beweeglijkheid; je kon alleen maar verbaasd zijn over de kalme waardigheid van elke boom en plant en over de eindeloze vreugde van die zwarte eekhoorns, met hun lange pluimstaarten.
Het water van de rivier was helder en fonkelde in de zon die door de bladeren scheen. Het was vochtig en plezierig in het bos. Terwijl je naar de dansende bladeren stond te kijken, was er plotseling dat andere - een tijdloos gebeuren - en er was stilte. Het was een stilte waarin alles bewoog, danste en juichte. Het hield aan terwijl we verder dwaalden; de schoonheid van het bos nam toe en de kleuren spatten uiteen om weer gevangen te worden door de bladeren en de bloemen.
Krishnamurti
Reacties