de bedelaar



Tegenover de ingang van de chique club zat een bedelaar op de grond met een vuile jutezak over zich heen, zijn samenklittende haar zat vol stof. Op sommige dagen, als ik langskwam, lag hij plat op de grond, zijn hoofd in het stof, zijn naakte lichaam bedekt met de gonjezak; op andere dagen zat hij bewegingloos overeind, kijkend zonder te zien, onder de reusachtige tropische bomen.
Op een avond was er groot feest op de club; alle ramen waren helverlicht en glanzende luxeauto's vol lachende gasten reden feestelijk claxonnerend voor. De lucht was vervuld van lichte muziek die luid en vrolijk naar buiten klonk. Politie-escorte stond bij de ingang, waar een mensenmenigte zich verzameld had om de welgedane, modieus geklede gasten in hun wagens te zien voorrijden. De bedelaar had dit hele toneel de rug toegekeerd. Een man bood hem iets te eten aan, een andere een sigaret, maar zonder een spier te vertrekken of iets te zeggen weigerde hij beide. Hij lag daar al dagenlang te sterven en de mensen liepen eraan voorbij.

Massief en fantastisch van vorm tekenden de voor regenwouden karakteristieke bomen zich tegen de donker wordende hemel af. Ze hadden kleine blaadjes, maar hun takken leken enorm; ze hadden iets merkwaardig majestueus en afstandelijks, midden in die wereldstad vol lawaai en ellende.
Maar ook de zee was daar, oneindig in haar altijddurende beweging. Hier en daar blonk een wit zeil, niet meer dan een stip in de oneindigheid, en op het licht golvende water trok de maan een spoor van zilver. Rijk was de aardse schoonheid, ver waren de sterren en eeuwig van leven was de mensheid. Het was of onmetelijke ruimte alle dingen omvatte.


Krishnamurti

Reacties

Populaire posts van deze blog

de golf en de oceaan

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS