de Wil afsluiting
De wereld duldt geen 'anders'. Vandaar dat we onze lendenen met grote kracht omgorden zouden. Kracht om een onzichtbare muur te bouwen, een 'templum', een afzonderlijke ruimte voor ons zelf, zoals de auguren bij de Grieken, de vogelwichelaars, als plaats van waarneming tot hun beschikking hadden. Dit werd later tot een heilige, d.i. afzonderlijke ruimte, waarin het godenbeeld stond, oorspronkelijk een ommuring zonder dak.
Maar de heilige plaats nu, is in ons eigen binnenste, waar de vrucht rijpt en het kleinood glanst, in de baarmoeder van het goddelijke leven, de geboorteplaats van de Zoon. Hier komt ons het onwrikbaar geloof te stade, de bevestiging van de onuitroeibare wil. Want 'wie niet met mij verzamelt, verstrooit'. Hier heeft het werkelijk verzamelen plaats, de inkeer tot de bron van oereeuwig leven, het bewust worden van wat we zelf in oorsprong zijn.
Laat niet inbreken in het heiligdom van de ziel! Schend nooit de liefde het allerhoogste toegedragen! Projecteer deze liefde nooit op een mens! Want deze verwachting mogen we alleen van ons zelf hebben. In ons zelf is het ene, het ware, het echte, het onuitputtelijke. Hier zal de mens zich ontdoen van alle valse nederigheid, van alle schuldgevoelens, ketenen, projecties, voorstellingen en beelden. Want het goddelijk leven is niet afhankelijk van ons werelds gelaat, van onze stand, van ons ras, van onze kleur. Het is de kracht van de geest. Binnen in het veld van onze waarneming, van onze ommuring, van ons heiligdom. We zien het niet, we horen het niet, we tasten het niet, maar we gevoelen het. De werking zelf is de onverwoestbare werkelijkheid en leeft in ons, en al het andere moet er zich aan onderwerpen, al het andere in ons.
Dan hebben we geen wereld meer te vrezen. De wereld die wij ons te ontzeggen hebben woont in ons eigen hoofd. Daar is het, dat we het kwaad gebieden te zwijgen. In ons hoofd wordt het leed geboren, in wat we denken, in wat we vrezen, in wat we binden. Daar is de oorsprong van het lijden. Wenden wij ons dus tot de kracht van het vruchtveld in ons en leed en angst en alles wat daarmede samenhangt, zullen dienaar zijn.
Dus zult ge u omgorden met de kracht van het geloof. Geloof in wat de wereld niet ziet, in wat het verstand niet vermag te doorgronden en waaraan hoogmoed en ijdelheid geen deel kunnen hebben. Alles wat er zich tegen verzet zal door die strijd gevormd worden en het gevormde zal de kracht moeten erkennen waardoor het wordt geleid en gericht.Er is niets aan te doen. Het verstarde wordt weer tot leven gebracht, het kreupele wordt opgericht, de doven zullen horen en de blinden worden de ogen geopend. Dat geschiedt in de heerlijkheid der kracht.
Barend van der Meer
Maar de heilige plaats nu, is in ons eigen binnenste, waar de vrucht rijpt en het kleinood glanst, in de baarmoeder van het goddelijke leven, de geboorteplaats van de Zoon. Hier komt ons het onwrikbaar geloof te stade, de bevestiging van de onuitroeibare wil. Want 'wie niet met mij verzamelt, verstrooit'. Hier heeft het werkelijk verzamelen plaats, de inkeer tot de bron van oereeuwig leven, het bewust worden van wat we zelf in oorsprong zijn.
Laat niet inbreken in het heiligdom van de ziel! Schend nooit de liefde het allerhoogste toegedragen! Projecteer deze liefde nooit op een mens! Want deze verwachting mogen we alleen van ons zelf hebben. In ons zelf is het ene, het ware, het echte, het onuitputtelijke. Hier zal de mens zich ontdoen van alle valse nederigheid, van alle schuldgevoelens, ketenen, projecties, voorstellingen en beelden. Want het goddelijk leven is niet afhankelijk van ons werelds gelaat, van onze stand, van ons ras, van onze kleur. Het is de kracht van de geest. Binnen in het veld van onze waarneming, van onze ommuring, van ons heiligdom. We zien het niet, we horen het niet, we tasten het niet, maar we gevoelen het. De werking zelf is de onverwoestbare werkelijkheid en leeft in ons, en al het andere moet er zich aan onderwerpen, al het andere in ons.
Dan hebben we geen wereld meer te vrezen. De wereld die wij ons te ontzeggen hebben woont in ons eigen hoofd. Daar is het, dat we het kwaad gebieden te zwijgen. In ons hoofd wordt het leed geboren, in wat we denken, in wat we vrezen, in wat we binden. Daar is de oorsprong van het lijden. Wenden wij ons dus tot de kracht van het vruchtveld in ons en leed en angst en alles wat daarmede samenhangt, zullen dienaar zijn.
Dus zult ge u omgorden met de kracht van het geloof. Geloof in wat de wereld niet ziet, in wat het verstand niet vermag te doorgronden en waaraan hoogmoed en ijdelheid geen deel kunnen hebben. Alles wat er zich tegen verzet zal door die strijd gevormd worden en het gevormde zal de kracht moeten erkennen waardoor het wordt geleid en gericht.Er is niets aan te doen. Het verstarde wordt weer tot leven gebracht, het kreupele wordt opgericht, de doven zullen horen en de blinden worden de ogen geopend. Dat geschiedt in de heerlijkheid der kracht.
Barend van der Meer
Reacties