de Oorsprong 3

Er heeft een grote verandering plaats in de wijze waarop we de dingen leren waarnemen. Het is alsof het Zelf tot oog wordt, alsof door dit oog het licht der eeuwigheid binnenschijnt en wij alle dingen onder het licht waarnemen. Dan hebben alle grote veranderingen, die zich op de wereld en aan de mens voltrekken, een bijzondere zin gekregen. Alle leed wordt opgetrokken door deze wonderkracht en het grootste geluk bestaat daarin, mede werkzaam te kunnen zijn aan die weldadige verlossing. Het Zelf en zijn kracht zal niet beamen dat dit wordt bedoeld, maar het gebeurt eenvoudig en dit hele proces van zelfwording voltrekt zich in een ieder, die de smaak van de godendrank proeft.
Zoals water de dorst lest van de versmachtende, zonder dat het water dit weet. Daarom ook bestaat altijd weer de mogelijkheid dat de vergankelijke dingen tot materiaal worden door zich onder de onweerstaanbare werking van het lichtleven zelf op duizenderlei wijze te kunnen vervormen om tot uitdrukking en woord te worden van de wereld die in de mens leeft. Dan komt hij tot de ontdekking dat deze wereld analoog is aan de grote wereld. Mens en wereld zijn één.

Het menselijk lichaam bevat de herinneringen aan alles wat ooit bestaan heeft. Op heel wonderbare wijze is het vervlochten en verstrengeld met het lichaam der gehele mensheid; de miljoenen voorouders die wij hebben gehad, dragen we in het 'collectief onderbewuste' met ons mee, terwijl de eigen ziel mede is geïmpregneerd door ons bestaan, dat zich onafzienbaar uitstrekt voor onze geboorte hier op aarde. Deze impregnaties stellen ons in staat onze werkelijke afkomst trapsgewijze weer te herkennen en het is te begrijpen welk een grote schroom de mens overvalt, als hij zich op deze weg begeeft.
Het ligt voor de hand dat logos 108, waarin sprake is van het drinken uit Zijn mond, doet denken aan het levenswater en het levenselixer dat in de middeleeuwen de alchemisten zochten. Toen was het een zeer stoutmoedige, ja zondige gedachte, dat het de mens vergund zou zijn in zich de geboorte van de Christus te ervaren, in zijn ziel, zoals de maagd Maria de zoon Gods baarde. En toch wil deze voorstelling niets anders zeggen. In de alchemie wordt deze mogelijkheid toegeschreven aan de steen, de lapis philosophorum, die overeenkomt met de Christus-idee.

Van deze steen worden door verschillende schrijvers de meest wonderdadige eigenschappen verteld. Er is een oud geschrift dat Jung in zijn Alchemie vermeldt, van Petrus Bonus van Ferrara. Deze schrijft, dat de ondergang der wereld plaats heeft als mogelijkheid voor de opstanding der doden. Dit betekent echter, dat uit de verwoesting en ondergang het leven weer in een nieuwe vorm zal verrijzen. Genoemde Petrus zegt: 'Dan zal de ziel weer met haar oorspronkelijke lichaam worden verbonden. Het lichaam wordt geheel verlicht (glorificatum) en onvergankelijk en van een ongelooflijke subtiliteit, die al het vaste zal doordringen. Zijn natuur zal zowel geestelijk als lichamelijk zijn.'
Maar dit zal alleen geschieden wanneer de mens drinkt uit 'de mond van Jezus'. Zijn Ik is als begrip begrensd, maar in werkelijkheid komt het voort uit een onbegrensde werkelijkheid, die wij dus niet vermogen te openbaren en uit te drukken dan alleen in een begrensde vorm. Het Ik is als een vonk, die uit de steen der wijzen is geslagen, of uit de hoeksteen van de tempel.


Barend van der Meer

De uitgesproken woorden

Reacties

Populaire posts van deze blog

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS

BEET VAN BEWUSTZIJN