de verborgen schat afsluiting
Ik ben er absoluut voor dat ieder moet kunnen eten en een dak boven zijn hoofd behoort te hebben, ook zij, die niet werken. Of zij er recht op hebben, weet ik niet. We beweren altijd ergens recht op te hebben, op wat een ander wel heeft en wij niet. Vanwaar dat recht? Is alles dan alleen maar afgunst en jaloezie? Hij heeft het, dus ik ook. Nee, nee, we hebben het zelf in onze eigen akker. Ons eigen lichaam bevat het. Ons eigen lichaam wordt het vat, dat de schat tot overstromens toe kan vervullen. In ons lichaam is de bron.
Het Ik als onsterfelijk beginsel woont in het lichaam. Wij zelf zijn het geweest die ons met het dier der aarde hebben bekleed. Met dat kleed moeten wij leven en we moeten het doordringen met wat we zelf zijn naar onze oorsprong.
Geen god heeft er ons toe gebracht hier op deze aarde te moeten leven. We deden het uit eigen beweging en deze beweging was vermengd met vlucht en angst. Daarom spreekt men van een val. En willen we weer tot ons bewustzijn komen, tot ons zelf, van ogenblik tot ogenblik, dan dienen we de angst in ons lichaam te overwinnen en zo te ploegen dat ons leven diepgang krijgt, en we zullen geleidelijk bemerken, wat de schat in de akker is. Als we die eenmaal hebben gevonden, is er aan het 'uitlenen' geen einde. Want het is altijd uitlenn, zolang de mens die het leent, niet zelf zijn eigen schat gevonden heeft.
Heeft hij het niet als eigendom in zijn hand? is zijn onontneembaar bezit niet dat wat hij zelf is? Hij zal al het geleende weer moeten teruggeven. Hij kan immers niet behouden wat niet zijn eigen is. De dieven zullen komen en de dood en het hem allemaal weer afnemen.
Leer uw schat kennen. Leer uw eigen rijkdom kennen, leer u laven aan de bron, die in uzelve welt en die ge als waarachtig en echt beleeft. Als ge de impulsen van u zelf tot dat doel richt, dan zal de oerzelfstandigheid zich weer aan u mededelen en zult ge op uw beurt zolang kunnen uitdelen aan een ieder die het hebben wil, zodat ook in hen de eigen beweging ontstaat.
Want dat is het aanstekelijke van de schat, dat deze het innig verlangen wekt om deel te hebben aan het verrijzende levenswater en we er niet buitengesloten zullen zijn. Zoals iemand ons helpt met geld; juist de wijze waarop hij het doet echter, wekt in ons zelf de drang ons zelfstandig te maken en het zelf te kunnen verdienen. Trouwens de schat is onuitputtelijk en zal niet verwachten 'verrijkt' te worden door het geleende met.
Het is wel enig dat de vader de akker niet bebouwde, dat zelfs de zoon, die hem erfde, de akker niet beploegde, maar dat een derde onbekende, die de akker kocht hem ging beploegen en onder het bewerken de onuitputtelijke schat ontdekte. Onuitputtelijk. Wordt dan het lichaam zelf niet tot putemmer? Heeft dan de mens de wereld nodig of de wereld de mens? Het is een onzegbare blijheid de schat te vinden en men zou zeggen, dat de wereld die verlossende blijheid en dat dynamische geluk meer dan broodnodig heeft.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Het Ik als onsterfelijk beginsel woont in het lichaam. Wij zelf zijn het geweest die ons met het dier der aarde hebben bekleed. Met dat kleed moeten wij leven en we moeten het doordringen met wat we zelf zijn naar onze oorsprong.
Geen god heeft er ons toe gebracht hier op deze aarde te moeten leven. We deden het uit eigen beweging en deze beweging was vermengd met vlucht en angst. Daarom spreekt men van een val. En willen we weer tot ons bewustzijn komen, tot ons zelf, van ogenblik tot ogenblik, dan dienen we de angst in ons lichaam te overwinnen en zo te ploegen dat ons leven diepgang krijgt, en we zullen geleidelijk bemerken, wat de schat in de akker is. Als we die eenmaal hebben gevonden, is er aan het 'uitlenen' geen einde. Want het is altijd uitlenn, zolang de mens die het leent, niet zelf zijn eigen schat gevonden heeft.
Heeft hij het niet als eigendom in zijn hand? is zijn onontneembaar bezit niet dat wat hij zelf is? Hij zal al het geleende weer moeten teruggeven. Hij kan immers niet behouden wat niet zijn eigen is. De dieven zullen komen en de dood en het hem allemaal weer afnemen.
Leer uw schat kennen. Leer uw eigen rijkdom kennen, leer u laven aan de bron, die in uzelve welt en die ge als waarachtig en echt beleeft. Als ge de impulsen van u zelf tot dat doel richt, dan zal de oerzelfstandigheid zich weer aan u mededelen en zult ge op uw beurt zolang kunnen uitdelen aan een ieder die het hebben wil, zodat ook in hen de eigen beweging ontstaat.
Want dat is het aanstekelijke van de schat, dat deze het innig verlangen wekt om deel te hebben aan het verrijzende levenswater en we er niet buitengesloten zullen zijn. Zoals iemand ons helpt met geld; juist de wijze waarop hij het doet echter, wekt in ons zelf de drang ons zelfstandig te maken en het zelf te kunnen verdienen. Trouwens de schat is onuitputtelijk en zal niet verwachten 'verrijkt' te worden door het geleende met.
Het is wel enig dat de vader de akker niet bebouwde, dat zelfs de zoon, die hem erfde, de akker niet beploegde, maar dat een derde onbekende, die de akker kocht hem ging beploegen en onder het bewerken de onuitputtelijke schat ontdekte. Onuitputtelijk. Wordt dan het lichaam zelf niet tot putemmer? Heeft dan de mens de wereld nodig of de wereld de mens? Het is een onzegbare blijheid de schat te vinden en men zou zeggen, dat de wereld die verlossende blijheid en dat dynamische geluk meer dan broodnodig heeft.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties