de zaligsprekingen 1

'Zalig de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen'

Het begin van de weg naar het koninkrijk. Als er geen andere weg meer mogelijk is; gebroken en ontdaan, verbrijzeld en ontredderd. O God, er is geen God. Er is nergens een ander. Weergaloze vermoeidheid, niet verder gaan. Vertwijfeling, verlorenheid, geen hoop, geen verwachting, geen enkel uitzicht meer. Zich prijsgegeven voelen aan chaos, ontbinding en wanhoop. Niet meer zien, niet meer horen, niet eens een tasten meer, een afgrond van het niets.
Is het een oud inwijdingsspel? Het rode kleed? De doornenkroon? Of is het werkelijkheid dat het liefste wat een mens ooit had met één ruk uit hem weggetrokken werd? Diep geworteld in zijn ziel, verspreid geaderd in zijn wezen. Met één ruk! Volstrekte armoede van geest. Doorbroken, van binnen overal bloedend, rode mantel. Al zijn zinnen zijn stekels en doornen geworden, alles heeft zich omgekeerd, binnenste buiten.

Eén ding nog: hij staat. Hij staat en schreeuwt. Hij schreeuwt in zijn eigen ontwezenlijking. Niemand die het hoort. Het is ook niet te horen, maar hij schreeuwt als een kreet. Als een zoemende pijl die hij in de afgrond schiet. Er is niets anders dan afgrond. En dan ziet hij het, hij hoort het ad profundum. Een flits ziet hij, gouden flits in het oer-donker, een gouden naam hoort hij. Een flits die tot naam wordt. Een naam die hem uit de veelheid van zijn belevenis, de alles-belevenis, zal brengen tot de eenheid van God.

Dat is het koninkrijk, de eenheid van God. Terug naar het in den beginne, naar de levensboom. Uit de veelheid van na het eten van de boom der kennisse van goed en kwaad terug naar daarvoor.
Een mens komt tot de ontdekking in zijn verlorenheid hoe vurig hij ernaar verlangt gevonden te worden. Het is of hij het op een lopen zet om toch maar die ontmoeting niet te missen. Ze kan niet gemist worden, het is onmogelijk, want wat hem tegemoet komt in grote snelheid, is er, is er voor altijd, voor eeuwig.

Het is God die hem tegemoet komt en het ongelooflijke geschiedt. Het nee verandert zich in ja, het negatieve, het onheil, wordt verkeerd in heil. Het onpersoonlijke wordt tot een bevestiging van zichzelf en wat in de veelheid der ontbondenheid dreigde onder te gaan wordt verankerd in de eenheid van God.
Er is niets anders meer en hij, de mens, ondervindt een nieuwe schepping, beleeft de nieuwe en schone schepping, de schepping uit niets, het wonder van alle wonderen, waarvoor zijn verstand stilstaat en waardoor de tijd doorkruist wordt met eeuwigheid.


Barend van der Meer

De uitgesproken woorden

Reacties

Populaire posts van deze blog

HET PAD

eigenwilligheid en de Wil

MYSTIEKE WEDERGEBOORTE