de zaligsprekingen 4
'Zalig zijn de barmhartigen; hun zal barmhartigheid geschieden'.
De barmhartigheid is een innerlijke functie van het geestelijk leven waarin de godheid zich heeft gevormd tot de gestalte van het zelf. Het is het kenmerk van het verlichte leven dat zijn oorsprong in ons heeft en die gelukzaligheid bewerkstelligt waaruit het erbarmen als een verwarmend mededogen opstijgt. In een gelukkig mens is geen plaats meer voor hardheid en wrok. Zijn openheid doet hem doorstroomd zijn van een onvermengde helderheid waarin eenvoudig geen plaats is voor hardvochtigheid.
De godheid is man en vrouw in enen waarvan de vrouwelijke zijde als scheppend en werkend, de levensmoeder is. Het oer-zijn heeft in zich die tweeheid besloten als zijn en werkend zijn en dit werd en wordt nog aanbeden als de moeder Gods.
De zaligsprekingen gelden niet in de eerste plaats voor onze medemensen maar vooral ook voor onszelf. Wij zijn het zelf die barmhartigheid zeer van node hebben. De wijze waarop een mensenkind met zichzelf om kan gaan, is in de regel erbarmelijk en ellendig. Niet alleen dat hij in sommige contreien leert dat hij een minderwaardig wezen is dat eigenlijk verdient onder een doem te staan en voor wie een uitzichtloos lot bestemd zou zijn, maar de minderwaardigheid waarmee hij zichzelf behandelt door geen vertrouwen in zich te stellen, door geërgerd te zijn over het minste en geringste, door zijn lichaam te behandelen alsof het een beest was en geen egards te hebben voor het dier dat eventueel in hem leeft. Niet alleen denkt hij liefdeloos en vaak zeer cynisch over zijn medemensen maar hij veroorzaakt daardoor ook in zichzelf een karikatuur waarin hij tegenzin krijgt en die hij geen sprank liefde of aandacht schenkt.
Hier kan de dompteur hem een voorbeeld zijn die weet dat, wil hij ook het beest temmen waarmee hij zijn leven zal doorbrengen en dat tevens de bron van zijn onderhoud zal worden, het van hem vriendschap vraagt, die hij ontvangt als hij vriendschap schenkt.
Wees goed voor het mensendier en het zal u zijn vertrouwen geven. Veracht het niet, want daatdoor ontvangt u verachting in het onderbewuste terug. Het is beslist niet juist dat het onderbewuste gebruikt zou moeten worden als een vorm van vuilnisvat of doofpot waarin we alles maar verstouwen wat ons niet aanstaat of verontrust of ergert. Daarom, heb erbarmen met het mensendier en veracht het niet.
In de Kabbala is de tweede naam Gods Jeliel. Deze heeft tot de volgende meditatie geleid:
Gij hulprijke en lieflijke die zegeviert overal waar onrechtvaardigheid heerst. Uw onweerstaanbare zachtheid doet alle hardheid en dwang wegsmelten en overwinnen. Gij die zonder enige vertraging en onderbreking uw opgewektheid en blijmoedigheid doet zegevieren en geen sterveling, geen levend wezen schade berokkent.
Uw geur is lieflijk en de smaak uwer vruchten versterkend en bezielend. Ge lost alle duisternis op en straalt als de morgenzon. De wolken verdwijnen door uw komst of ordenen zich onder uw goud-zilveren licht dat vol lieflijkheid is. Onweerstaanbaar is de kracht waarmede ge de nieuwe dageraad aankondigt. De vogels begroeten u met hun zang, de bloemen openen hun harten voor u om u te verwelkomen en er ademt een warmte in uw stille verkondiging die verkwikkend is en van een zoete vreugde.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
De barmhartigheid is een innerlijke functie van het geestelijk leven waarin de godheid zich heeft gevormd tot de gestalte van het zelf. Het is het kenmerk van het verlichte leven dat zijn oorsprong in ons heeft en die gelukzaligheid bewerkstelligt waaruit het erbarmen als een verwarmend mededogen opstijgt. In een gelukkig mens is geen plaats meer voor hardheid en wrok. Zijn openheid doet hem doorstroomd zijn van een onvermengde helderheid waarin eenvoudig geen plaats is voor hardvochtigheid.
De godheid is man en vrouw in enen waarvan de vrouwelijke zijde als scheppend en werkend, de levensmoeder is. Het oer-zijn heeft in zich die tweeheid besloten als zijn en werkend zijn en dit werd en wordt nog aanbeden als de moeder Gods.
De zaligsprekingen gelden niet in de eerste plaats voor onze medemensen maar vooral ook voor onszelf. Wij zijn het zelf die barmhartigheid zeer van node hebben. De wijze waarop een mensenkind met zichzelf om kan gaan, is in de regel erbarmelijk en ellendig. Niet alleen dat hij in sommige contreien leert dat hij een minderwaardig wezen is dat eigenlijk verdient onder een doem te staan en voor wie een uitzichtloos lot bestemd zou zijn, maar de minderwaardigheid waarmee hij zichzelf behandelt door geen vertrouwen in zich te stellen, door geërgerd te zijn over het minste en geringste, door zijn lichaam te behandelen alsof het een beest was en geen egards te hebben voor het dier dat eventueel in hem leeft. Niet alleen denkt hij liefdeloos en vaak zeer cynisch over zijn medemensen maar hij veroorzaakt daardoor ook in zichzelf een karikatuur waarin hij tegenzin krijgt en die hij geen sprank liefde of aandacht schenkt.
Hier kan de dompteur hem een voorbeeld zijn die weet dat, wil hij ook het beest temmen waarmee hij zijn leven zal doorbrengen en dat tevens de bron van zijn onderhoud zal worden, het van hem vriendschap vraagt, die hij ontvangt als hij vriendschap schenkt.
Wees goed voor het mensendier en het zal u zijn vertrouwen geven. Veracht het niet, want daatdoor ontvangt u verachting in het onderbewuste terug. Het is beslist niet juist dat het onderbewuste gebruikt zou moeten worden als een vorm van vuilnisvat of doofpot waarin we alles maar verstouwen wat ons niet aanstaat of verontrust of ergert. Daarom, heb erbarmen met het mensendier en veracht het niet.
In de Kabbala is de tweede naam Gods Jeliel. Deze heeft tot de volgende meditatie geleid:
Gij hulprijke en lieflijke die zegeviert overal waar onrechtvaardigheid heerst. Uw onweerstaanbare zachtheid doet alle hardheid en dwang wegsmelten en overwinnen. Gij die zonder enige vertraging en onderbreking uw opgewektheid en blijmoedigheid doet zegevieren en geen sterveling, geen levend wezen schade berokkent.
Uw geur is lieflijk en de smaak uwer vruchten versterkend en bezielend. Ge lost alle duisternis op en straalt als de morgenzon. De wolken verdwijnen door uw komst of ordenen zich onder uw goud-zilveren licht dat vol lieflijkheid is. Onweerstaanbaar is de kracht waarmede ge de nieuwe dageraad aankondigt. De vogels begroeten u met hun zang, de bloemen openen hun harten voor u om u te verwelkomen en er ademt een warmte in uw stille verkondiging die verkwikkend is en van een zoete vreugde.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties