15-3-41 haat

De grote haat tegen de Duitsers, die het eigen gemoed vergiftigt.
Laat ze allemaal maar verzuipen, tuig, uitgassen moet je ze, deze uitingen behoren tot de dagelijkse conversatie en geven iemand soms het gevoel dat het niet meer mogelijk is in deze tijd te leven. Tot opeens enige weken geleden plotseling de verlossende gedachte kwam, die als een aarzelend, piepjong grassprietje omhoogstak tussen een woestenij van onkruid: En al zou er nog maar één fatsoenlijke Duitser bestaan, dan zou die het waard zijn in bescherming genomen te worden tegen de hele barbaarse bende en om die ene fatsoenlijke Duitser zou men dan niet zijn haat mogen uitgieten over een heel volk.
Dit betekent niet dat men halfzacht staat tegenover bepaalde stromingen, men neemt stelling, men is op gezette tijden verontwaardigd over bepaalde dingen, men tracht wat inzicht te krijgen, maar die ongedifferentieerde haat is het ergste wat er is. Het is een ziekte van de eigen ziel. Haat ligt niet in mijn karakter. Zou ik in deze tijd zover komen dat ik werkelijk ging haten, dan zou ik geblesseerd zijn in m'n ziel en moeten trachten zo gauw mogelijk genezing te vinden.

Etty Hillesum

Reacties

Populaire posts van deze blog

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS

BEET VAN BEWUSTZIJN