11-8-43 brief
Ach weet je, wanneer je hier van binnen niet iets heel sterks hebt dat al het uiterlijke maar als schilderachtige bijkomstigheden beschouwt, niet opwegende tegen die grote heerlijkheid (ik weet op dit moment geen ander woord), die ons onvervreemdbaar innerlijk deel kan zijn - dan is het hier eigenlijk wanhopig. Zo in, in, zielig, al die hulpeloze mensen, die hun laatste handdoek verliezen, die worstelen met doosjes, etensbakjes, bekers, beschimmeld brood, vuil wasgoed op, onder en naast hun brits, die ongelukkig zijn omdat andere mensen tegen hen schreeuwen of onvriendelijk zijn, maar die zelf weer tegen anderen schreeuwen en dat niet eens merken, kleine verlaten kinderen, wier ouders op transport zijn en de moeders van andere kinderen kijken niet naar hen om: ze hebben verdriet om hun eigen gebroed, dat buikloop heeft en allerlei ziektes en ziektetjes, terwijl het vroeger toch nooit iets mankeerde. Je moet die moederdieren zien zitten, in een wezenloze en redeloze wanhoop, bij de kribben van hun jankende jongen die niet gedijen willen.
Etty Hillesum
Etty Hillesum
Reacties