spek steen maan uit roman de Golem
Het maanlicht valt op het voeteneinde van mijn bed en ligt daar als een grote, glanzende, platte steen. Voor ik mij ter ruste gelegd had, had ik over het leven van Gautama Boeddha gelezen en met duizend varianten speelde de zin, steeds van voren af aan beginnend, mij door het hoofd: "Een kraai vloog op een steen af, die er als een stuk spek uitzag en dacht: misschien is daar iets lekkers. Omdat de kraai daar niets lekkers vond vloog zij weg.
Evenals de kraai naar de steen toe was gevlogen, zo verlaten wij - wij zoekers - de asceet Gautama, omdat wij niet langer behagen in hem scheppen." Al de stenen die ooit in mijn leven een rol hebben gespeeld duiken rond mij op. Vele trachten zich moeizaam uit het zand naar boven, naar het licht te werken - als grote leigrauwe zeekrabben bij aflopend tij, alsof zij alles in het werk stellen om mijn aandacht te trekken, ten einde mij dingen van ontzaglijk belang te vertellen. Andere vallen - uitgeput - machteloos terug in hun gaten en zien er vanaf zich ooit in woorden uit te drukken.
Telkens en telkens opnieuw beweert met onzinnige vasthoudendheid een koppige stem in mijn binnenste - onvermoeibaar als een vensterluik dat de wind met regelmatige tussenpozen tegen de muur laat slaan -dat het iets heel anders is, dat het helemaal niet de steen is die er als spek uitziet.
Gustav Meyrink
Evenals de kraai naar de steen toe was gevlogen, zo verlaten wij - wij zoekers - de asceet Gautama, omdat wij niet langer behagen in hem scheppen." Al de stenen die ooit in mijn leven een rol hebben gespeeld duiken rond mij op. Vele trachten zich moeizaam uit het zand naar boven, naar het licht te werken - als grote leigrauwe zeekrabben bij aflopend tij, alsof zij alles in het werk stellen om mijn aandacht te trekken, ten einde mij dingen van ontzaglijk belang te vertellen. Andere vallen - uitgeput - machteloos terug in hun gaten en zien er vanaf zich ooit in woorden uit te drukken.
Telkens en telkens opnieuw beweert met onzinnige vasthoudendheid een koppige stem in mijn binnenste - onvermoeibaar als een vensterluik dat de wind met regelmatige tussenpozen tegen de muur laat slaan -dat het iets heel anders is, dat het helemaal niet de steen is die er als spek uitziet.
Gustav Meyrink
Reacties