de zekerheid van Gods tegenwoordigheid
Waarop berust het ware bezitten van God? Het berust op het gemoed en op het innige toegekeerd zijn van het verstand naar - het gericht zijn van de wil op - God. Dat is dus niet een ononderbroken denken aan God. Het zou voor de mens onmogelijk zijn zoiets te volbrengen, of op zijn minst uiterst moeilijk en ook helemaal niet het beste. De mens mag zich niet tevreden stellen met een gedachte god - want als dan de gedachte vervliegt, vervliegt ook God. Maar men dient een wezenlijke God te bezitten, ver verheven boven alle gedachten der mensen en al het geschapene. Wie zo God in zijn wezen met zich draagt, die alleen neemt God goddelijk, en voor zo een licht Hij op uit alle dingen: alles smaakt hem naar god, in alles spiegelt zich God voor hem, God zelve ziet hem aan, ten alle tijde.
Hij is waarlijk geconcentreerd op het voorwerp van zijn liefde: op God.
Zoals wanneer iemand met heel zijn hart iets liefheeft, zo dat niets anders hem kan behagen, en hij alleen dit ene in de zin heeft en verder niets. Waar zo iemand ook is en bij wie, wat hij ook begint en volbrengt, nooit en nergens dooft in hem zijn vurig geliefde uit, in alles vindt hij steeds weer het beeld ervan.
Zo een mens zoekt nooit de rust, want hem stoort geen onrust, omdat hij alle dingen accepteert als goddelijk.
Zeker, daar is volharding en overgave voor nodig en een grote waakzaamheid tav ons innerlijk en een wakkere zekerheid omtrent Gods tegenwoordigheid. Maar die verkrijgt de mens niet door de wereld te ontvluchten, door zich van de dingen in eenzaamheid terug te trekken. Maar hij moet een innerlijk eenzaam-zijn leren, waar en bij wie hij ook zijn mag; hij moet leren door de dingen heen te breken, moet zijn God daarin grijpen en de bekwaamheid verwerven Hem in zijn eigen innerlijk uit te beelden als de zekerheid van zijn eigen wezen.
Meester Eckhart
Hij is waarlijk geconcentreerd op het voorwerp van zijn liefde: op God.
Zoals wanneer iemand met heel zijn hart iets liefheeft, zo dat niets anders hem kan behagen, en hij alleen dit ene in de zin heeft en verder niets. Waar zo iemand ook is en bij wie, wat hij ook begint en volbrengt, nooit en nergens dooft in hem zijn vurig geliefde uit, in alles vindt hij steeds weer het beeld ervan.
Zo een mens zoekt nooit de rust, want hem stoort geen onrust, omdat hij alle dingen accepteert als goddelijk.
Zeker, daar is volharding en overgave voor nodig en een grote waakzaamheid tav ons innerlijk en een wakkere zekerheid omtrent Gods tegenwoordigheid. Maar die verkrijgt de mens niet door de wereld te ontvluchten, door zich van de dingen in eenzaamheid terug te trekken. Maar hij moet een innerlijk eenzaam-zijn leren, waar en bij wie hij ook zijn mag; hij moet leren door de dingen heen te breken, moet zijn God daarin grijpen en de bekwaamheid verwerven Hem in zijn eigen innerlijk uit te beelden als de zekerheid van zijn eigen wezen.
Meester Eckhart
Reacties