Eenheidservaring afsluiting



Er was een einde aan de tijd gekomen; er was geen verleden, geen heden en geen toekomst. Er was alleen - ja, een aanwezigheid - nee, dat is niet het woord. Het was of de aarde, met alles erop en erin, in een toestand van zegening verkeerde en of ik, terwijl ik in de richting van het park liep, daar deel aan had. Toen ik dicht bij het park kwam, was ik ronduit verrukt van de schoonheid van die mij zo vertrouwde bomen. De bladeren, van bleekgeel tot bijna zwartgroen, dansten van louter leven; ieder blad onderscheidde zich van alle andere en uit één enkel blaadje sprak de hele rijkdom van de aarde. Ik was me ervan bewust dat mijn hart snel klopte; ik heb een sterk hart, maar toen ik het park inging kon ik haast geen adem krijgen en ik dacht dat ik zou flauwvallen.
Ik ging op een bank zitten en de tranen rolden me over de wangen. Er heerste een stilte die absoluut ondraaglijk was, maar die stilte ontdeed alles van pijn en van leed. Toen ik verder het park inging, hoorde ik muziek klinken. Het verraste me, want er waren geen huizen in de buurt en er zou op dat uur in de morgen niemand een radio in het park hebben. De muziek was een deel van het geheel. Alle goedheid en alle medegevoel van de wereld waren in dat park, en God was daar.

Ik ben geen theoloog en evenmin erg godsdienstig, vervolgde hij. Ik ben misschien een keer of tien, twaalf in een kerk geweest, maar het heeft me nooit iets gezegd. Ik kan al dat dwaze gedoe in die kerken niet verdragen. Maar daar in dat park was er een Wezen, als je een dergelijk woord gebruiken mag, waarin alles leefde en waarin het bestaan geworteld was. Mijn benen trilden en ik was genoodzaakt weer te gaan zitten, met mijn rug tegen een boom.
De stam van die boom was iets dat leefde, net als ik, en ik was een deel van die boom, een deel van dat Wezen, een deel van de wereld. Toen moest ik flauwgevallen zijn. Het was me allemaal teveel geweest; de intense kleuren vol van leven, de bladeren, de rotsen, de bloemen, de ongelofelijke schoonheid van alle dingen. En over dit alles lag de zegening van....
Toen ik weer bijkwam was de zon opgegaan. Doorgaans heb ik ongeveer twintig minuten nodig om naar het park te gaan, maar er waren bijna twee uren verstreken sinds ik van huis was gegaan. Ik voelde me fysiek niet in staat terug te wandelen, dus bleef ik daar zitten om krachten te verzamelen, en ik durfde niet te denken. Terwijl ik langzaam naar huis terugliep, stond de hele ervaring me nog volledig voor de geest; dat bleef twee dagen zo en toen vervaagde ze even plotseling als ze ontstaan was.


gast bij Krishnamurti 

Reacties

Populaire posts van deze blog

de golf en de oceaan

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS