zelfkennis afsluiting
Het is als met de liefde waarvan gezegd is dat zij het enig waardevolle is en dat in dit verband dan eigenlijk betekent, dat het zelf de oorsprong is der godsliefde, een godsliefde die door de waan, waarin de mensen zich begeven kunnen, zo verduisterd wordt: 'Ook al zouden we alle talen van engelen en mensen spreken, alle verborgenheden weten en de gave der profetie bezitten en al de wetenschap en we hadden niet de liefde, zo hadden we niets'.
Want al die dingen gaan voorbij en wat wij gaarne in de ogen van anderen of van ons zelf willen zijn, het gaat allemaal voorbij. Alles wat in ons de dood vreest, gaat voorbij, juist omdat het vergankelijk is. Het zelf vreest de dood niet, kent de schaduw van de dood niet, zoekt geen houvast tegen de dood om zich voor hem te beschermen. Wat zal iets dat eeuwig is en een oneindige weg van groei voor zich heeft, zich bezorgd maken over de dood en de tegenstelling van het leven. Leer het zelf kennen en ge overwint de dood en het leed en de ziekte en de ellende en alles wat bij de begrafenis behoort en alle vormen van beperking en armoede.
Het zelf is nergens in zijn openbaring van afhankelijk, niet van de plaats waar het zich bevindt, niet van het lichaam dat het tot tijdelijke woning dient, van het welslagen niet, de welvaart of de armoede, niet van het oordeel der wereld of van hare verachting voor de zelfstandigheid van de geest. Want daaraan kunt ge de machten der duisternis kennen. Zij hebben verachting voor uw zelfstandigheid en uw innerlijke vrijheid. Hun boosaardigheid, menen zij, is zo een zeker treffend wapen, dat ze daarmede het zelf wel de doodsteek kunnen toebrengen. Want groot is op de wereld de macht die nooit zal dulden, dat de mens in zijn geest een zelfstandigheid is, met een eigen gevoel dat niet door een ander voorgeschreven worden kan, met een eigen leven dat niet door een ander voorgeleefd kan worden, met een eigen zien en horen waarvan de mens die de moed opbrengt zich zelf te worden, dan ook ruimschoots gebruik zal maken.
Mensen die zichzelf vinden hebben geen epiteton nodig, geen titel, noch aanprijzing, geen lof, noch verering. Dat men hun liefheeft, komt omdat die mensen gevoelen, dat het zelf hun liefheeft. Dat is merkwaardig. Dat de godsliefde van het zelf in ieder mens als pure liefde van dezelfde kwaliteit is en de mensen elkander krachtens die liefde in en door elkander liefde betuigen; niet in enige opdringerigheid of afhankelijkheid, maar in de schone en open vrijheid, in goedheid van die liefde, die aan het zelf ontstroomt. Het is een al-liefde die niet geschikt is om er zijn persoonlijke bedoelingen en zijn eindeloze kritiek op te projecteren. Integendeel, zij is een stille kracht. Het zelf is immers eeuwig stil.
De opstandige mens begrijpt maar niet datde liefde Gods niet almachtig is in de willekeurige zin. Iedereen heeft de vrijheid onvrij te zijn en nee te zeggen en zijn hart af te sluiten voor de al-verlichtende. Dan gaat het niet om tegen de al-verlichtende te zeggen: waarom hebt ge mij toch in het donker gelaten? Want op de drempel van de ziel die toegang geeft tot het ware zelf, heeft de opstandige mens een machtig nee geplaatst.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=9H5FG1L3
Want al die dingen gaan voorbij en wat wij gaarne in de ogen van anderen of van ons zelf willen zijn, het gaat allemaal voorbij. Alles wat in ons de dood vreest, gaat voorbij, juist omdat het vergankelijk is. Het zelf vreest de dood niet, kent de schaduw van de dood niet, zoekt geen houvast tegen de dood om zich voor hem te beschermen. Wat zal iets dat eeuwig is en een oneindige weg van groei voor zich heeft, zich bezorgd maken over de dood en de tegenstelling van het leven. Leer het zelf kennen en ge overwint de dood en het leed en de ziekte en de ellende en alles wat bij de begrafenis behoort en alle vormen van beperking en armoede.
Het zelf is nergens in zijn openbaring van afhankelijk, niet van de plaats waar het zich bevindt, niet van het lichaam dat het tot tijdelijke woning dient, van het welslagen niet, de welvaart of de armoede, niet van het oordeel der wereld of van hare verachting voor de zelfstandigheid van de geest. Want daaraan kunt ge de machten der duisternis kennen. Zij hebben verachting voor uw zelfstandigheid en uw innerlijke vrijheid. Hun boosaardigheid, menen zij, is zo een zeker treffend wapen, dat ze daarmede het zelf wel de doodsteek kunnen toebrengen. Want groot is op de wereld de macht die nooit zal dulden, dat de mens in zijn geest een zelfstandigheid is, met een eigen gevoel dat niet door een ander voorgeschreven worden kan, met een eigen leven dat niet door een ander voorgeleefd kan worden, met een eigen zien en horen waarvan de mens die de moed opbrengt zich zelf te worden, dan ook ruimschoots gebruik zal maken.
Mensen die zichzelf vinden hebben geen epiteton nodig, geen titel, noch aanprijzing, geen lof, noch verering. Dat men hun liefheeft, komt omdat die mensen gevoelen, dat het zelf hun liefheeft. Dat is merkwaardig. Dat de godsliefde van het zelf in ieder mens als pure liefde van dezelfde kwaliteit is en de mensen elkander krachtens die liefde in en door elkander liefde betuigen; niet in enige opdringerigheid of afhankelijkheid, maar in de schone en open vrijheid, in goedheid van die liefde, die aan het zelf ontstroomt. Het is een al-liefde die niet geschikt is om er zijn persoonlijke bedoelingen en zijn eindeloze kritiek op te projecteren. Integendeel, zij is een stille kracht. Het zelf is immers eeuwig stil.
De opstandige mens begrijpt maar niet datde liefde Gods niet almachtig is in de willekeurige zin. Iedereen heeft de vrijheid onvrij te zijn en nee te zeggen en zijn hart af te sluiten voor de al-verlichtende. Dan gaat het niet om tegen de al-verlichtende te zeggen: waarom hebt ge mij toch in het donker gelaten? Want op de drempel van de ziel die toegang geeft tot het ware zelf, heeft de opstandige mens een machtig nee geplaatst.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=9H5FG1L3
Reacties