innerlijke rijkdom 2
Want zolang hij hier leeft is er altijd de schaduw der wereld vlak naast hem. Uit de schaduw treden bij voortduring de gestalten der wereld naar voren en zij willen door hem gekend worden. Dit randgebied is als de overgang van de vlam en de kaars. Hij gevoelt hoe hij zichzelf zonder ophouden ten voedsel valt en het brandpunt van dit verteringsproces ligt in zijn eigen hart. En het is wel te begrijpen dat hij eenmaal in he rijk levend, niettemin aan de grenzen ervan zeer voorzichtig heeft te zijn, want de wereldmacht is er spoedig toe geneigd om ieder greintje van koninklijkheid te vernederen of het weg te plukken om er zichzelf mee te sieren.
In werkelijkheid kan men aan de waarde van de koninklijke mens niets toe of afdoen. Men heeft hem een doornenkroon op het hoofd gedrukt als straf voor stekelige zonden. Men heeft hem omhangen met de bloedrode mantel van het lijden. Afgezien van voorchristelijke inwijdingen waarbij dezelfde attributen gebruikt werden, zal men de innerlijke, verlichte wereld van een onzegbaar geluk, waarvoor eens de ogen van de mensen zullen opengaan, niets maar dan ook niets kunnen aandoen. Doornenkroon en rode mantel zullen, met welk dramatisch effect ook bedoeld, nooit door de innerlijke mens die ´eigen kroon en mijter´ heeft gevonden, aanvaard worden.
Zijn echte waardigheid zal deze attributen der wereldmacht dragen alsof ze zijn eigen zijn, maar volstrekt vreemd aan iedere romantiek of sensationeel sentiment. Want de geestelijke staat is van een bijzondere vurigheid en innigheid en dit vuur verbrandt eenvoudig alles wat tot de wereldse mens behoort, ook zijn werelds leed. Want niemand ontkomt op deze weg aan de diepte van het lijden in de ziel om daar tot de ontdekking te komen hoe dat lijden hem bedriegt. Als hij dat ondervonden heeft, staat hij vrij tegenover alle leedbrengende machten.
Waar is hier de overwinning van de hel en waar de prikkel van de dood? Natuurlijk weten we allen dat het niet gering is zich niet meer door dood en lijden te laten imponeren, ook al gaat men eraan te gronde. Wat niet en nooit te gronde gaat is de goddelijke wil waarmee de liefhebbende en heldhaftige mens door het leven gaat om het tenslotte in zich naar zijn grootheid te leren vormen en besturen.
Het is duidelijk dat met de rijkdom waarvan hier sprake is, niet het materiële bezit bedoeld wordt. Dit verleent macht in de wereld en iedereen weet hoeveel men met geld kan doen en welk 'aanzien' men ermede kan kopen. In die zin dwingt het voor menigeen respect af, ofschoon het geld zelf een neutrale zaak is. Men laat zich door de persona die het verschaft gemakkelijk intimideren. Er is haast niemand die eraan ontkomt. Toch draagt het geld geen schuld. Het heeft voor zichzelf geen enkele verantwoordelijkheid. Een mens kan het heiligen en hij kan het vervloeken. Als hij het vervloekt kaatst het de vloek terug.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=Y3OXK3N3
In werkelijkheid kan men aan de waarde van de koninklijke mens niets toe of afdoen. Men heeft hem een doornenkroon op het hoofd gedrukt als straf voor stekelige zonden. Men heeft hem omhangen met de bloedrode mantel van het lijden. Afgezien van voorchristelijke inwijdingen waarbij dezelfde attributen gebruikt werden, zal men de innerlijke, verlichte wereld van een onzegbaar geluk, waarvoor eens de ogen van de mensen zullen opengaan, niets maar dan ook niets kunnen aandoen. Doornenkroon en rode mantel zullen, met welk dramatisch effect ook bedoeld, nooit door de innerlijke mens die ´eigen kroon en mijter´ heeft gevonden, aanvaard worden.
Zijn echte waardigheid zal deze attributen der wereldmacht dragen alsof ze zijn eigen zijn, maar volstrekt vreemd aan iedere romantiek of sensationeel sentiment. Want de geestelijke staat is van een bijzondere vurigheid en innigheid en dit vuur verbrandt eenvoudig alles wat tot de wereldse mens behoort, ook zijn werelds leed. Want niemand ontkomt op deze weg aan de diepte van het lijden in de ziel om daar tot de ontdekking te komen hoe dat lijden hem bedriegt. Als hij dat ondervonden heeft, staat hij vrij tegenover alle leedbrengende machten.
Waar is hier de overwinning van de hel en waar de prikkel van de dood? Natuurlijk weten we allen dat het niet gering is zich niet meer door dood en lijden te laten imponeren, ook al gaat men eraan te gronde. Wat niet en nooit te gronde gaat is de goddelijke wil waarmee de liefhebbende en heldhaftige mens door het leven gaat om het tenslotte in zich naar zijn grootheid te leren vormen en besturen.
Het is duidelijk dat met de rijkdom waarvan hier sprake is, niet het materiële bezit bedoeld wordt. Dit verleent macht in de wereld en iedereen weet hoeveel men met geld kan doen en welk 'aanzien' men ermede kan kopen. In die zin dwingt het voor menigeen respect af, ofschoon het geld zelf een neutrale zaak is. Men laat zich door de persona die het verschaft gemakkelijk intimideren. Er is haast niemand die eraan ontkomt. Toch draagt het geld geen schuld. Het heeft voor zichzelf geen enkele verantwoordelijkheid. Een mens kan het heiligen en hij kan het vervloeken. Als hij het vervloekt kaatst het de vloek terug.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=Y3OXK3N3
Reacties