geen rustplaats 3
Het goddelijk zelfbeginsel is van een uiterst subtiel en tegelijk doordringend vermogen. De kracht ervan is meer dan alle andere krachten en de mens die dit tot grondslag van zijn eigen leven aanvaardt, heeft zijn huis op een rots gebouwd. Hij is krachtens deze goddelijke kracht naar zijn wezen onverwoestbaar en heeft in zijn leven de heerschappij in alles wat hij doet.
Het is onbegrijpelijk dat er zo vele mensen zijn die niet de moed hebben of de liefde kunnen opbrengen om dit goddelijk zelfvermogen te aanvaarden en te leren gebruiken. Het heeft natuurlijk met ijdelheid en zelfingenomenheid of opgeblazenheid niets te maken. Integendeel. De kracht van het beginsel brandt van binnen steeds weer de ziel schoon en is zo reinigend dat het leven er een feest door wordt, al zal menigeen beweren dat het voor het sterfelijk lichaam een tragisch geval is. De tragiek ervan wordt geheel en al opgeheven en verlost in het licht van dat innerlijk leven.
Natuurlijk heeft ieder mensenkind de vrijheid op deze zaken ja of nee te zeggen. Het eerste ligt in het van goede wille zijn, het tweede maakt dat hij zichzelf van de levensbron uitsluit. De keuze tot besluiten staat een ieder vrij en het besluit zelf is van het allerhoogste belang voor mens en mensheid.
Zegt een mens nee, en met welk een hartstocht wordt dat soms gedaan, dan wenst hij zijn lichaam en ziel niet aan het omkeringsproces te laten deelnemen. Het is zijn eigen hoogmoed die hem de rug doet keren naar het licht, zijn oorsprong. Daarmede ontkent hij ook de kracht, de weldadigheid, de hoogheid en het verlossend vermogen van de levende God, zelfs al zegt hij zeer godvruchtig te zijn. Want de levende God kan slechts door het krachtpunt van het Zelf in hem tot heerschappij en leven komen. Het is de mens zelf en niemand anders die door zijn keuze de beschikking kan krijgen over zijn 'bloed', het dier der aarde, waardoor de animale lichamelijkheid tot dienstbaarheid gebracht wordt. Ge behoeft hierin geen medelijden te hebben met het dier. Het gehoorzaamt eenvoudig en het ondergaat daarin de goedheid van het leven.
Enerzijds is het wel te begrijpen dat het dier der aarde waarin de menselijke geest eens zijn toevlucht zocht, de oorzaak is van zeer sterke aardse banden. Tov het oorspronkelijke leven, het eigenlijke menselijke leven, zijn deze banden echter zeer misleidend, omstrengelend en verhinderend. Zij zijn het die de krachten vertegenwoordigen die zich tot een machtig nee kunnen verzamelen, zo machtig dat een mens zich voor onoverzienbare tijden uitsluit van het heil door 'de verlossing van de zonen Gods', hoe reikhalzend, volgens Paulus, alle schepselen daar dan ook mede naar uit mogen zien.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=ZX176VY6
Het is onbegrijpelijk dat er zo vele mensen zijn die niet de moed hebben of de liefde kunnen opbrengen om dit goddelijk zelfvermogen te aanvaarden en te leren gebruiken. Het heeft natuurlijk met ijdelheid en zelfingenomenheid of opgeblazenheid niets te maken. Integendeel. De kracht van het beginsel brandt van binnen steeds weer de ziel schoon en is zo reinigend dat het leven er een feest door wordt, al zal menigeen beweren dat het voor het sterfelijk lichaam een tragisch geval is. De tragiek ervan wordt geheel en al opgeheven en verlost in het licht van dat innerlijk leven.
Natuurlijk heeft ieder mensenkind de vrijheid op deze zaken ja of nee te zeggen. Het eerste ligt in het van goede wille zijn, het tweede maakt dat hij zichzelf van de levensbron uitsluit. De keuze tot besluiten staat een ieder vrij en het besluit zelf is van het allerhoogste belang voor mens en mensheid.
Zegt een mens nee, en met welk een hartstocht wordt dat soms gedaan, dan wenst hij zijn lichaam en ziel niet aan het omkeringsproces te laten deelnemen. Het is zijn eigen hoogmoed die hem de rug doet keren naar het licht, zijn oorsprong. Daarmede ontkent hij ook de kracht, de weldadigheid, de hoogheid en het verlossend vermogen van de levende God, zelfs al zegt hij zeer godvruchtig te zijn. Want de levende God kan slechts door het krachtpunt van het Zelf in hem tot heerschappij en leven komen. Het is de mens zelf en niemand anders die door zijn keuze de beschikking kan krijgen over zijn 'bloed', het dier der aarde, waardoor de animale lichamelijkheid tot dienstbaarheid gebracht wordt. Ge behoeft hierin geen medelijden te hebben met het dier. Het gehoorzaamt eenvoudig en het ondergaat daarin de goedheid van het leven.
Enerzijds is het wel te begrijpen dat het dier der aarde waarin de menselijke geest eens zijn toevlucht zocht, de oorzaak is van zeer sterke aardse banden. Tov het oorspronkelijke leven, het eigenlijke menselijke leven, zijn deze banden echter zeer misleidend, omstrengelend en verhinderend. Zij zijn het die de krachten vertegenwoordigen die zich tot een machtig nee kunnen verzamelen, zo machtig dat een mens zich voor onoverzienbare tijden uitsluit van het heil door 'de verlossing van de zonen Gods', hoe reikhalzend, volgens Paulus, alle schepselen daar dan ook mede naar uit mogen zien.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=ZX176VY6
Reacties