over kiezen geloven en willen 1
Iemand zegt tegen mij: ik wil iets hebben dat je kunt zijn, iets dat niet te schokken meer is. Ik wil iets dat deugdelijk is. Een deugdelijke substantie die ik werkelijk goed kan noemen, want dat is iets dat deugt. Zij moet van een natuur zijn die onvergankelijk is en waarvan een onvergankelijke kracht uitgaat. Deze kracht moet in staat zijn al het andere in de wereld ondergeschikt te maken, een kracht der krachten die in mij de wereld overwint, die alles wat niet met haar overeenstemt in zich of aan zich onderwerpt of verwerkt.
Een kracht, die alle ellende vernietigt, alle smart lenigt, alle ziekte heelt en die tegelijk lichtend is en vol vreugde, een kracht die de oorsprong is van alle blijdschap en alle werkelijke lach. Die er nooit op uit is zich te handhaven, maar die doordat ze zichzelf verliezen wil, altijd maar intact blijft, onuitputtelijk is en voor ieder mensenkind bereikbaar. Een kracht, die een grote zegen voor ons allen betekent en een groot geluk. Die zo gaaf is en volkomen, dat niets en niemand iets aan deze volmaaktheid af kan doen. Een kracht die eeuwig is, dus nooit een einde neemt en die in staat is zich aan de mensen mede te delen op een wijze, dat zij dit in hun ziel gevoelen, want ik weet niet waarmede hij anders een kracht kan gevoelen, die van zo een subtiel, doordringend, pregnant vermogen is, dat, als je er mee in aanraking komt, het is of je een onuitwisbaar stempel ontvangt.
Ik zei: 'maar hoe kom je er in hemelsnaam bij om deze dingen te zeggen van een substantie die tegelijk een kracht is en die al deze deugden en wonderbaarlijke en bovenmenselijke eigenschappen in zich vervat? Wie heeft je dit ingeblazen? wie brengt je op het idee dat dit zou bestaan en je het zelfs zou kunnen willen? Van wie heb je dit gehoord en waar heb je het gelezen? Het lijkt wel of je de steen der wijzen wilt hebben of wilt aanzitten aan de tafel der goden waar ze nectar schenken en ambrozijn eten. Hoe kun je het zeggen, man en weten dat je dat wilt?
Het feit dat je dit wilt, betekent dat je het moet kennen, anders kon je er toch niet over spreken? Dat je het zo merkwaardig omschrijft is toch een teken dat je er iets van moet weten? En waarom vraag je dat aan mij? Waar zie je mij voor aan? Weet je niet dat als je zulke dingen werkelijk wil, echt en eerlijk, ze in je geest onmiddelijk beantwoord worden? Als je maar bezint op wat je vraagt. Je kunt toch iets niet willen dat je niet kent. Het moet je ingegeven zijn door de zelfstandigheid zelf die je zegt te zoeken. Wie zegt jou dat je dat niet bent?'
Hij zei: 'vergis je niet: ik ben maar een arm en vergankelijk mens. Ik heb zelfs een ziekte onder de leden, waardoor ik op een goede dag afscheid moet nemen. Dus praat mij niet van mij als iemand die dat is. Maar ik zou dit vermogen, deze aanwezigheid, juist omdat ik ten dode ben opgeschreven, zo graag ontmoeten. Ik heb het idee dat ik in deze ontmoeting van mijn angst om te sterven word verlost. Dat ik zelf een zo groot behagen en zo grote liefde kan opbrengen tot deze volkomenheid, dat ik in die ontmoeting niet meer de minste angst gevoel, noch van mijn lichaam, noch van mijn ziel, noch van enige andere zaak die ik zou kunnen verliezen, omdat er niets anders is dat mij meer waard is dan dat ene'.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Een kracht, die alle ellende vernietigt, alle smart lenigt, alle ziekte heelt en die tegelijk lichtend is en vol vreugde, een kracht die de oorsprong is van alle blijdschap en alle werkelijke lach. Die er nooit op uit is zich te handhaven, maar die doordat ze zichzelf verliezen wil, altijd maar intact blijft, onuitputtelijk is en voor ieder mensenkind bereikbaar. Een kracht, die een grote zegen voor ons allen betekent en een groot geluk. Die zo gaaf is en volkomen, dat niets en niemand iets aan deze volmaaktheid af kan doen. Een kracht die eeuwig is, dus nooit een einde neemt en die in staat is zich aan de mensen mede te delen op een wijze, dat zij dit in hun ziel gevoelen, want ik weet niet waarmede hij anders een kracht kan gevoelen, die van zo een subtiel, doordringend, pregnant vermogen is, dat, als je er mee in aanraking komt, het is of je een onuitwisbaar stempel ontvangt.
Ik zei: 'maar hoe kom je er in hemelsnaam bij om deze dingen te zeggen van een substantie die tegelijk een kracht is en die al deze deugden en wonderbaarlijke en bovenmenselijke eigenschappen in zich vervat? Wie heeft je dit ingeblazen? wie brengt je op het idee dat dit zou bestaan en je het zelfs zou kunnen willen? Van wie heb je dit gehoord en waar heb je het gelezen? Het lijkt wel of je de steen der wijzen wilt hebben of wilt aanzitten aan de tafel der goden waar ze nectar schenken en ambrozijn eten. Hoe kun je het zeggen, man en weten dat je dat wilt?
Het feit dat je dit wilt, betekent dat je het moet kennen, anders kon je er toch niet over spreken? Dat je het zo merkwaardig omschrijft is toch een teken dat je er iets van moet weten? En waarom vraag je dat aan mij? Waar zie je mij voor aan? Weet je niet dat als je zulke dingen werkelijk wil, echt en eerlijk, ze in je geest onmiddelijk beantwoord worden? Als je maar bezint op wat je vraagt. Je kunt toch iets niet willen dat je niet kent. Het moet je ingegeven zijn door de zelfstandigheid zelf die je zegt te zoeken. Wie zegt jou dat je dat niet bent?'
Hij zei: 'vergis je niet: ik ben maar een arm en vergankelijk mens. Ik heb zelfs een ziekte onder de leden, waardoor ik op een goede dag afscheid moet nemen. Dus praat mij niet van mij als iemand die dat is. Maar ik zou dit vermogen, deze aanwezigheid, juist omdat ik ten dode ben opgeschreven, zo graag ontmoeten. Ik heb het idee dat ik in deze ontmoeting van mijn angst om te sterven word verlost. Dat ik zelf een zo groot behagen en zo grote liefde kan opbrengen tot deze volkomenheid, dat ik in die ontmoeting niet meer de minste angst gevoel, noch van mijn lichaam, noch van mijn ziel, noch van enige andere zaak die ik zou kunnen verliezen, omdat er niets anders is dat mij meer waard is dan dat ene'.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties