over kiezen geloven en willen 3

Het mensendier dat zich zo tiranniek kan gedragen in het lichaam heeft nu zijn meester gevonden en wordt beteugeld. En plotseling is hier de bestemming. De zwakke mens wordt opgericht. Het is een onvergelijkelijke ontdekking dat hij zelf wil is, dat hij een geestelijke kracht is en tegelijk gestalte krijgt in een innerlijke nieuwe geboorte, zijn oorspronkelijke schepping. De kwaliteit van zijn wil - het van goeden wille zijn - laat niets meer te wensen over. In die innerlijke toestand heerst geen enkel affect meer, hetzij van het lichaam of van het gemoed.

Er zijn geen tegenstellingen meer werkzaam en geen conflicten. Geen voor of tegen, geen leven of dood als voorkeur of angst, er is geen gevoel van afhankelijkheid van enige macht op aarde of in de hemel en er is geen vraag meer naar gezondheid of vrees voor ziekte. Iets van enig gehalte dat het leven van deze geesteshouding kan beïnvloeden lost op.
Het is het weer deel krijgen aan een verlichting als gevolg van het licht der wereld dat in ons is. Het is in alle mensen en het wil zich mededelen, zoals alle licht zich kenbaar wil maken. Als het eenmaal in het innerlijk leven is toegelaten, ook al is er slechts een sprankje van waar te nemen, zal het met zachtheid trachten door te dringen, om zich voor altijd een plaats in de menselijke ziel te verzekeren. Het is het onvertroebelde, het volstrekt onvermengde licht van het 'in den beginne'. De archeus bij uitnemendheid, het alleroudste, het allereerste, het eeuwige. Dit is de grootste, de sterkste, de doordringendste dominant in de ziel, het archetype van het stempel van de al-geest.

Dus de bestemming van de mens is in een verlichte toestand gelegen. Hij zal dat zeker kiezen als hij het werkelijk heeft ontmoet. Trouwens, moet iemand altijd van vlees en bloed zijn? Is het niet mogelijk dat in de grote stilte, waarin een mensenkind zich kan bevinden, hij getroffen wordt door dat onzichtbare? Al heeft hij er slechts een vermoeden van. Dit vermoeden kan zijn belangstelling opwekken en deze belangstelling kan uitgroeien tot een merkwaardig besef van: dat is het. 'Ik gevoel dat het dat is omdat de aanraking ermede mij een grote en onbeschrijflijke zekerheid schenkt' en dat een mensenkind van dat ogenblik aan het er op toelegt er meer van deelachtig te zijn en dus tracht zijn leven er mee in overeenstemming te brengen. Op die weg komt hij tot ontdekkingen waarvan hij nooit gedroomd heeft. Maar het centrale punt van zijn wilsgerichtheid en de onverstoordheid, die daarin zijn deel is, blijft het brandpunt van zijn ziel.

Door de herkenning heeft hij een onverzettelijk besluit genomen. Een besluit als een blikseminslag. Hij heeft gekozen en uit zijn keuze bouwt zich een vertrouwen en een onschokbaar geloof op: Het geloof dat hij in zijn bewustzijn deel kan krijgen aan een lichtsubstantie, die een onuitwisbare vreugde in hem verwekt en hem tot de ontdekking brengt, dat hijzelf uit deze lichtsubstantie is voortgekomen.
Dat zijn lichaam slechts het omhulsel is, maar niettemin mede doordrongen kan worden van deze bevrijdende lach en deze niet eindigende vreugde. Zonder twijfel is het lichaam machtig over het bewustzijn en vertegenwoordigt het de ontmoetingsplaats, dmv zijn zintuigen, van alle mogelijke aardse stromingen en in-vloeden, die op zichzelf een grote consternatie teweeg kunnen brengen. Maar de kracht van de lichtende geest zegeviert.


Barend van der Meer

De uitgesproken woorden

Reacties

Populaire posts van deze blog

de golf en de oceaan

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS