28-3-42 over haten en niet haten

En ik geloof, dat ik een mens nooit zal kunnen haten om datgene, wat men z'n "slechtheid" noemt, mezelf zal ik er om haten - haten is een te groot woord hier -. Men kan niet relatief genoeg zijn in datgene wat men eist van anderen en niet absoluut genoeg in de eisen, die men aan zichzelf stelt. En ik geloof, dat ik daarom ook geen angst heb in deze tijd, omdat alles wat er gebeurt me ergens zo nabij is, zo - hoe monstrueuze afmetingen het soms ook aanneemt - voortkomende uit de mensen en altijd weer tot iets menselijks te herleiden en daardoor zijn vele gedragingen niet angstaanjagend voor me, omdat ik ze altijd blijf zien als voortkomende uit de mens, uit iedere enkeling, uit mezelf, en daardoor is het alles te begrijpen en worden gedragingen nooit tot geisoleerde gedrochten, die niets meer met de mensen te maken hebben.

Ja die bomen, hun takken hingen 's nachts soms zwaar van de vruchten der sterren en nu zijn het dreigende dolkstoten tegen de lichte lentelucht. En in hun nieuwe gestalte en landschap weer onzegbaar mooi.
Ik herinner me een avond langs een Amsterdamse gracht, een verdroomde zomeravond, al heel lang geleden. Visionair. Steden kapot gegooid. Ik zag steden verzinken en nieuwe steden verrijzen en ik dacht: bombarderen jullie deze wereld maar kapot, wij zullen een nieuwe wereld bouwen en ook die zal weer vergaan en toch is het leven schoon, altijd weer opnieuw schoon. En het was net een visioen. Steden, die in afgronden tuimelden en nieuwe die verrezen en zo door de eeuwen heen, en het leven, dat zo mooi is.

Etty Hillesum

Reacties

Populaire posts van deze blog

de golf en de oceaan

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS