16-8-61 opgewekt
Er was een stukje blauwe hemel tussen twee uitgestrekte, eindeloze wolken, het was van een helder, overrompelend blauw, heel zacht en doordringend. Binnen een paar minuten zou het worden opgeslokt en voor altijd verdwijnen. Er zou nooit meer een hemel van dat blauw te zien zijn. Het had het grootste deel van de nacht en de morgen geregend en er lag verse sneeuw op de bergen en op de hogere heuvels. De weiden waren groener en malser dan ooit, maar dat kleine stukje doorschijnend-blauwe hemel zou nooit meer te zien zijn. In dat kleine plekje lag het licht van alle hemelen en het blauw van alle luchten. Terwijl je ernaar keek begon het van vorm te veranderen en de wolken repten zich om het te bedekken, opdat er niet teveel van zichtbaar zou zijn. Het was verdwenen om nooit meer te verschijnen. Maar het was gezien en het wonder ervan blijft.
Op dat ogenblik, tijdens het rusten op de bank, terwijl de wolken het blauw veroverden, kwam volkomen onverwacht de zegening, met haar puurheid en ongereptheid. Ze kwam in overvloed en verspreidde zich door de kamer tot de kamer en het hart niet meer konden bevatten; haar intensiteit was merkwaardig overweldigend en indringend en haar schoonheid lag over het land. De zon scheen op een plek schitterend groen en de donkere sparren waren kalm en onaangedaan.
Vanmorgen werd je bij het ontwaken een peilloze opgewektheid gewaar; ze had geen oorzaak, het was pure, simpele opgewektheid, onbedorven en overvloedig, onaangetast en zuiver. Deze opgewektheid stroomde uit je hele wezen en dat wezen was volkomen leeg. Zoals een waterstroom, natuurlijk en onder spanning, uit een bergwand gutst, zo stroomde deze opgewektheid in grote overvloed naar buiten, zonder herkomst of doel, maar hart en geest zouden nooit meer dezelfde zijn.
Krishnamurti
Op dat ogenblik, tijdens het rusten op de bank, terwijl de wolken het blauw veroverden, kwam volkomen onverwacht de zegening, met haar puurheid en ongereptheid. Ze kwam in overvloed en verspreidde zich door de kamer tot de kamer en het hart niet meer konden bevatten; haar intensiteit was merkwaardig overweldigend en indringend en haar schoonheid lag over het land. De zon scheen op een plek schitterend groen en de donkere sparren waren kalm en onaangedaan.
Vanmorgen werd je bij het ontwaken een peilloze opgewektheid gewaar; ze had geen oorzaak, het was pure, simpele opgewektheid, onbedorven en overvloedig, onaangetast en zuiver. Deze opgewektheid stroomde uit je hele wezen en dat wezen was volkomen leeg. Zoals een waterstroom, natuurlijk en onder spanning, uit een bergwand gutst, zo stroomde deze opgewektheid in grote overvloed naar buiten, zonder herkomst of doel, maar hart en geest zouden nooit meer dezelfde zijn.
Krishnamurti
Reacties