25-11-61 ontsterven
De palmbomen overheersten de wijde, groene aarde; ze hadden alle vormen en afmetingen, ze waren onafhankelijk en onbezorgd, geteisterd door de wind en verbrand door de zon. De rijstvelden rijpten goudgeel en er waren vrij grote, witte vogels in; ze vlogen nu, met hun lange poten naar achteren gestrekt, de zonsondergang tegemoet, terwijl hun vleugels traag in de lucht bewogen.
Ossenkarren die brandhout naar de stad brachten, trokken in een lange rij krakend voorbij; de voermannen liepen en de last was zwaar.
Het was niet de aanblik van die alledaagse dingen die de avond zo verrukkelijk maakte; samen maakten ze deel uit van de wegstervende avond: de lawaaiige bussen, de stille fietsers, het kwaken van de kikkers en de geuren van de avond. Er was een diepe, zich verwijdende intensiteit, een naderende klaarte van het andere met zijn ondoordringbare kracht en zuiverheid.
Wat mooi was werd nu tot stralende luister; alles werd ervan doordrongen; er was extase en vrolijkheid, niet alleen diep van binnen, maar ook tussen de palmen en de rijstvelden.
Liefde is niet iets gewoons, maar ze was aawezig in de hut met de olielamp; ze was in de oude vrouw die iets zwaars op haar hoofd droeg; in de naakte jongen die aan een touw een stuk hout rondzwaaide, dat veel vonken deed rondspatten; het was zijn vuurwerk. Ze was overal, zo gewoon dat je haar onder een dood blad of in de jasmijn naast het oude verzakkende huis kon vinden.
Maar iedereen was bezig, in beslag genomen en afwezig. Ze was er en ze vervulde je hart, je geest en de hemel; ze bleef en ze zou jou nooit verlaten. Alleen moest je wel aan alles ontsterven, zonder wortels zijn, zonder een traan. Dan zou ze tot je komen, als je geluk had en voorgoed zou ophouden haar smekend, hoopvol en in tranen achterna te lopen, er onbewogen tegenover zou staan, zonder leed en met achterlating van het denken. Dan, op die stoffige duistere weg, of waar dan ook, zou ze er zijn.
Krishnamurti
Reacties