noodweer
Het riviertje stroomde heel vriendelijk langs het pad dat zich om de rijstvelden slingerde, en het was vol lotusbloemen; ze waren donkerpaars met een gouden h art en ze raakten het wateroppervlak niet. Hun geur bleef dicht bij hen hangen en ze waren erg mooi. De hemel was bewolkt; het begon te motregenen en tussen de wolken klonk de donder. De bliksemflitsen waren nog ver weg, maar ze trokken in de richting van de boom waaronder wij schuilden.
Het begon hevig te regenen en de lotusbladeren verzamelden de waterdruppels; toen de druppels te groot werden, gleden ze van de bladeren af, maar vormden zich opnieuw.
De bliksem was nu vlak boven de boom, en het vee was angstig en trok aan zijn touwen. Een zwart kalfje, nat en huiverend, loeide klaaglijk; het trok zijn touw stuk en rende naar een nabijgelegen hut. De lotusbloemen gingen helemaal dicht, ze sloten hun harten af voor de toenemende duisternis; je zou de paarse bloembladeren los moeten scheuren om bij de gouden harten te komen. Ze zouden helemaal dicht blijven tot de zon weer tevoorschijn kwam. Zelfs in hun slaap waren ze mooi. Het weerlichten bewoog zich in de richting van de stad; het was nu heel donker en je kon nog juist het murmelen van het riviertje horen.
Krishnamurti
Reacties