engelen 3
Hierin is een weinig van wat ik bedoel. De vreugden der engelen, engelen dus in de zin van gevleugelde zielekrachten van bijzondere intelligentie, is zodanig dat het mensenkind er soms geen raad mee weet, omdat het er zo door overstroomd kan wezen. Een duif die op ons neerstrijkt, tot daaraan toe. Maar een hele zwerm... zij zullen ons volkomen bedekken. De bijenkoningin is omhuld door talloze bijen, zodat er voor haar zelf niet veel ruimte over is.
Het wonder is dat er staat: 'en zij zullen u het uwe geven'. Zij komen het van overal aandragen en het uwe vertegenwoordigt een vorm van kennis die u in verrukking brengt. Het is alsof ons overal lichten opgaan, die ons de zin doen beleven van hetgeen wij voorstaan en die dat op allerlei wijzen gaan belichten. Het zijn alle waarheden die op zichzelf werkzaam zijn en die ons geboden worden uit het stralend middelpunt, dat in ons als het ware Zelf aanwezig is en het goddelijke leven vertegenwoordigt. Wij zelf zouden hebben te geven wat in onze hand is, dat wat in onze hand geschonken wordt en tegelijk het onze is.
We zullen het dus verder geven en daarvoor in deze wereld gelegenheid scheppen, zodat het al meer en meer van hand tot hand kan gaan, al kan men zich daarover geen illusies maken, wat trouwens geheel overbodig is. Immers, hoe weinigen herkennen het hunne uit onze hand, het gaat niet aan te zeggen: Hoe kom je daar nu aan, oorspronkelijk is het toch van mij. Wel nee! Hier is al het uwe het mijne, en al het mijne het uwe. . Dat geldt voor de innerlijke, geestelijke waarden waarvan we er zoveel in onze handen dragen kunnen, naarmate we er meer van kunnen schenken.
Zeker, we zullen zeggen: Op welke dag zullen zij komen en zullen we het hunne ontvangen? Hoe schoon zou het zijn, indien we het ergens heen konden brengen en er een feestmaal van aanrichten, en we tegen de mensen konden zeggen: Kom en neem het uwe. Het is van u. Dan komen de mensen echter niet, ze willen het niet en zeggen: ik kom niet, om allerlei redenen, die ik u niet zeggen kan, en bovendien als je het om niet krijgt dan is het niets waard. Het is in werkelijkheid altijd om niet, maar dan pas wanneer je het met je leven betaald hebt. En wie doet dat nu? Al is het gezegde heel oud: Wie zijn leven geeft, zal het ontvangen. Maar de mensen willen het niet, durven het niet, spreken er misschien wel veel over, doch doen het niet. Wat jammer!
Wie is eigenlijk discipel? Ieder die zoekt. Wat zoekt hij? Dat waarvan hij overtuigd is het te vinden. Wat is dat dan? Het levende leven. Is leven alleen niet genoeg? Het leven alleen heeft voortdurend een vorm nodig waardoor het zich kan realiseren. De mens is vorm en leven ineen. Hij zoekt te beantwoorden aan zijn ware vorm, omdat hij daarin tot zijn recht komt en er de grootste voldoening in vindt. Indien hij zich enkel met het leven identificeert, kan hij dat slechts door in zich de weg te ontdekken waarlangs het leven zich in hem realiseert, niet éénmaal, maar voortdurend, onophoudelijk.
Er is maar één mogelijkheid. Zelf een levend mens te worden, zoals Petrus dat bedoelt, wanneer hij zegt: Ik zal u tot levende stenen maken. Maar zelfs Petrus kon de mens niet veranderen, als deze niet zelf de volstrekte zekerheid zocht waardoor in de steen een stralend licht ontstoken wordt. Van steen tot warm kloppend menselijk hart.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=EN9ACI9K
Het wonder is dat er staat: 'en zij zullen u het uwe geven'. Zij komen het van overal aandragen en het uwe vertegenwoordigt een vorm van kennis die u in verrukking brengt. Het is alsof ons overal lichten opgaan, die ons de zin doen beleven van hetgeen wij voorstaan en die dat op allerlei wijzen gaan belichten. Het zijn alle waarheden die op zichzelf werkzaam zijn en die ons geboden worden uit het stralend middelpunt, dat in ons als het ware Zelf aanwezig is en het goddelijke leven vertegenwoordigt. Wij zelf zouden hebben te geven wat in onze hand is, dat wat in onze hand geschonken wordt en tegelijk het onze is.
We zullen het dus verder geven en daarvoor in deze wereld gelegenheid scheppen, zodat het al meer en meer van hand tot hand kan gaan, al kan men zich daarover geen illusies maken, wat trouwens geheel overbodig is. Immers, hoe weinigen herkennen het hunne uit onze hand, het gaat niet aan te zeggen: Hoe kom je daar nu aan, oorspronkelijk is het toch van mij. Wel nee! Hier is al het uwe het mijne, en al het mijne het uwe. . Dat geldt voor de innerlijke, geestelijke waarden waarvan we er zoveel in onze handen dragen kunnen, naarmate we er meer van kunnen schenken.
Zeker, we zullen zeggen: Op welke dag zullen zij komen en zullen we het hunne ontvangen? Hoe schoon zou het zijn, indien we het ergens heen konden brengen en er een feestmaal van aanrichten, en we tegen de mensen konden zeggen: Kom en neem het uwe. Het is van u. Dan komen de mensen echter niet, ze willen het niet en zeggen: ik kom niet, om allerlei redenen, die ik u niet zeggen kan, en bovendien als je het om niet krijgt dan is het niets waard. Het is in werkelijkheid altijd om niet, maar dan pas wanneer je het met je leven betaald hebt. En wie doet dat nu? Al is het gezegde heel oud: Wie zijn leven geeft, zal het ontvangen. Maar de mensen willen het niet, durven het niet, spreken er misschien wel veel over, doch doen het niet. Wat jammer!
Wie is eigenlijk discipel? Ieder die zoekt. Wat zoekt hij? Dat waarvan hij overtuigd is het te vinden. Wat is dat dan? Het levende leven. Is leven alleen niet genoeg? Het leven alleen heeft voortdurend een vorm nodig waardoor het zich kan realiseren. De mens is vorm en leven ineen. Hij zoekt te beantwoorden aan zijn ware vorm, omdat hij daarin tot zijn recht komt en er de grootste voldoening in vindt. Indien hij zich enkel met het leven identificeert, kan hij dat slechts door in zich de weg te ontdekken waarlangs het leven zich in hem realiseert, niet éénmaal, maar voortdurend, onophoudelijk.
Er is maar één mogelijkheid. Zelf een levend mens te worden, zoals Petrus dat bedoelt, wanneer hij zegt: Ik zal u tot levende stenen maken. Maar zelfs Petrus kon de mens niet veranderen, als deze niet zelf de volstrekte zekerheid zocht waardoor in de steen een stralend licht ontstoken wordt. Van steen tot warm kloppend menselijk hart.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=EN9ACI9K
Reacties