Het gevonden afsluiting

Hoe onmetelijk hovaardig zullen de geesten der wereld zich verheffen boven de kleine mens, die durft te zeggen, dat hij gekomen is om de waarheid te verkondigen, zoals Jezus voor Pilatus. De hovaardige geesten zullen zeggen: 'Wij zijn de goden, die ge zoekt. Wij zijn het die ge moogt aanbidden en waarvan ge de zegen ontvangt voor alle goederen en rijkdommen, die deze wereld voor u te verbergen heeft. Wij zullen ons door u 'god' laten noemen en wij zullen dat met welgevalligheid toelaten. En dan zult ge ophouden te verlangen naar uw z.g. afkomst, naar de door u gewaande herinnering aan een ander rijk van de geest dat er helemaal niet is en waarvoor ge hier vergeefs het voedsel zoeken zult. Want al wordt u dan de voedselbak gewezen voor de hongerigen en dorstigen, bij nader inzien zult ge ondervinden dat die zonder ons toedoen eenvoudig leeg is. Dan zult ge wel genezen worden van uw bovenwereldse vlucht en het bovenbestiaal bestaan.
Zelfs de aanbidding van het Zelf, dat gij goddelijk noemt, is slechts werelds om in onze ogen te schijnen wat ge niet zijt. een worm van onze aarde zijt ge. Hier is uw geboorteland, er is geen ander. Straks als ge wederom tot stof zult vergaan, zal niets, maar dan ook niets van u overblijven en al uw zoeken en vinden willen en uw zg verlossingsdrang is niets anders dan een eens door u zelf vervloekte wereldse dwaling.'

Maar als de mens hier zijn innerlijke rijkdom heeft gevonden en hem het erfdeel weer toebedeeld is dat hem als een rijpe vrucht in de schoot geworpen is, en hij met dat kostelijk bezit welgemoed en met innige blijmoedigheid zijn leven blijft leven (tot in alle eeuwigheid), dan zal hij zonder enige spijt, noch enig berouw, of achterom-zien naar het verleden en voorbije tijden zeggen:
'Geesten van de wereld en de aarde. Ik schenk u mijn aandacht niet meer, als ge mij wilt overheersen. Ik kan uw dreigingen niet meer geloven, noch willen. Uw toorn en geweld niet meer vrezen, gij die de mensenkinderen gevangen houdt in de krampen der onwetendheid en het leed van uw afpersingen. Nooit zult ge de door het licht tot ons gekomen boodschap van liefde en bevrijding kunnen begrijpen. Dat wij u verloochenen in uw alvernietigende en verpletterende waan, komt juist doordat onze ziel de grote innerlijkheid gevonden heeft als een nieuw koninkrijk, dat gij - geesten der aarde en der wereld - nimmer deelachtig kunt zijn, omdat ge in volkomen ontkenning ervan bestaat en ge aldus van een vergankelijk maaksel zijt. Met deze aarde en wereld zult gij vergaan. Door de barre vergankelijkheid van uw gaven, hebben we ons weer gewend tot de onvergankelijkheid van het waarachtige, onvermengde leven. En we ontdekten, dat we het hier wederom naar toegebracht hebben en dat ge niet in staat zijt de penetratie van deze nieuwe verovering tegen te gaan.'


Barend van der Meer

De uitgesproken woorden

Reacties

Populaire posts van deze blog

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS

BEET VAN BEWUSTZIJN