je Zelf vinden 2

Er is niets, waar we verstoken van blijven. Van geen enkele werkelijkheid. Ook wordt ons z.g. niets bespaard. We gaan bewust door alle situaties heen, maar het gaat gepaard met een innerlijk groei en rijpingsproces, waardoor we onthecht worden van alle leed en misère, van alle gehechtheid en verkleefdheid. Hoe dost een mens zich soms uit, hoe warm steekt hij in al zijn omhulsels, met welk een verering verzorgt hij zijn huis, zijn kleren, zijn huid, zijn lichaam, al zijn organische onder en bovendelen. Aan welk een vrezen en behagen levert hij zich uit en hoe ondergaat hij de lusten en onlusten zijner vergankelijkheden. Welk een immense toewijding en werklust zijn er niet gelegen in alles wat hij voortbrengt en organiseert en toch zal hij ernaar streven dit alles in de hand te krijgen en erboven te staan.
In dat geval valt eerst alles om hem heen weg en in hem bespeurt hij een ontdaan worden van alles en alles, van kracht en licht en liefde en schittering van wat hij dacht te zijn. En het wordt duidelijk, dat hij eerst zijn leven moet verliezen, alvorens hij al dat verlorene plaatst in de stralende ruimte van een nieuw herkregen onvergankelijk leven.

Eens is de mens de duistere regionen binnen gegaan en het is hem alleen maar mogelijk de ellende en het lijden ervan te verdragen, als hij de oorsprong en de bedrieglijkheid van alle leed herkent. Men kan tegen een mens, die lijden moet, niet zeggen dat hij liegt, maar hij weet niet dat hij aan een bevangenheid, een niet-zichzelf-zijn is overgeleverd, een dwaling, een zonde, een verhulling. Want in zijn eigen afkomst en geestelijkheid, in zijn waarachtige wilssubstantie is geen leed.
Dit kan hij voorlopig niet geloven, doordat hij het onmetelijke en ontstellende lijden der wereld is binnengegaan. Dat dwingt hem tot medelijden en medeleven tot het bijna onverdraaglijk is. Hier zijn treden van bewustzijn, dat niet bevrijd is, maar dat verduisterd is door de ellende der wereld. En toch ontkomt hij er niet aan. Welk een geduld, welk een op-zijn-plaats-blijven is er nodig om te beseffen, dat dit alles in hem als een grote begoocheling geschiedt.

Alleen zelf-bewustwording stelt hem in staat zich van deze ommanteling te leren ontdoen en tenslotte zijn huis te keren met bezems om het verloren penningske, dat het goddelijk Zelf is, terug te vinden. Dan komen alle dingen weer schoon op hun plaats, ontdaan van alle tranen en duistere neerslag. Want op heel wonderbaarlijke wijze wordt het veld van bewustzijn uit het middelpunt verlicht door het oog dat ziet; er ontrolt zich het nieuwe leven dat al het vroegere omvat, geneest en oneindig vertroost. En lichaam en ziel worden vervuld van onzegbaarheid.

Het is toch te begrijpen, dat een mens langs die al-menselijke weg verlost kan worden van zijn noodlot, dat vooral huist in een ongekende gemoedstraagheid, een verstarring der ziel, waaruit een tekort aan medegevoel en herkenning ontstaat. Het is nodig voor de mens te ontdekken, dat er zeer vele en verschillende regionen verborgen zijn in zijn innerlijk leven, waar evenzovele gaven en bekwaamheden sluimeren als functies van gewaar en bewustwordingen.
Deze zullen hem op die ontdekkingstocht onnoemelijk verrijken en hem de kracht geven verder te gaan op zijn tocht. Zij zullen alle evenzovele bijdragen zijn tot groei en ontwikkeling van zijn wils- en uithoudingsvermogen, waardoor hij zich nieuwe rijkdommen verwerft.


Barend van der Meer

De uitgesproken woorden

Reacties

Populaire posts van deze blog

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS

BEET VAN BEWUSTZIJN